Strafblad

Door Huub van Heiningen op donderdag 13 augustus 2015, geplaatst in Historie. De in de scheepvaart beruchte bovenste bochtaak van de gierpont, juist voordat die, door de ingebruikname van een grote vrijvarende pont, in 1960 voorgoed uit de rivier werd gehaaldDe in de scheepvaart beruchte bovenste bochtaak van de gierpont, juist voordat die, door de ingebruikname van een grote vrijvarende pont, in 1960 voorgoed uit de rivier werd gehaald

Met een stel onbevangen jongensogen tegenover me, lag de vraag ineens op tafel: “Heeft U zelf ook een strafblad, meneer”. Hij was gestuurd door zijn leraar die weet, hoe leuk ik het vind jonge mensen wat te vertellen over een historisch onderwerp om daaruit een opstel te destilleren. Het moest ditmaal gaan over de kerfstok.

Na enig nadenken moest ik bevestigen dat ik ooit een strafblad had. Maar dat was geen euvel meer omdat de zaak al lang was verjaard. “Vertel” wilde hij zeggen. Na enige aarzeling heb ik hem echter uiteindelijk toch maar laten gaan met de vraagtekens nog in zijn ogen.

Het is inderdaad al heel lang geleden. Omdat de lonen in Oost-Nederland stukken lager waren dan in en rond Rotterdam, werden er vanaf plm 1950 in Millingen, Deest en Druten zeeschepen gebouwd. De werf in Millingen was van Bodewes – naaste familie van de directeur van De Gelderlander en een van de twee families, die de aandelen van het krantenbedrijf in handen hadden. Maar ook omdat hoofdredacteur Louis Frequin in zijn krant graag een nationaal dagblad zag, moest er dus meer scheepvaart in de krant. “Er moet een speciale redacteur scheepvaart komen” zo deelde hij in de redactievergadering mee. Omdat hij wist dat ik vóór de oorlog wel eens met een parlevinker op de Lek had gedobberd, wees hij mij als zodanig aan. “Zorg dat we op dit terrein niets meer missen !” Zo ging dat. Op ongeveer dezelfde wijze werd ik enige jaren later tot filatelisch deskundige gebombardeerd.

Mijn gloednieuwe kwaliteiten leverde mij heel wat aardige bootreisjes op en voerde me vaak naar Rotterdam. In 1954 hoorde ik daar dat Decca, leverancier van radar voor de zeevaart, ook radar voor de riviervaart op de markt wilde brengen. Daarvoor zou een proefvaart Rotterdam-Lobith vice versa worden gemaakt met een motorschip van de Damco. Ik mocht best mee als ik dat wilde, mits ik er vooralsnog niet over schrijven zou. Want de rijkswaterstaat en rivierpolitie wisten van niks.

Ik was de enige journalist aan boord en de kapitein nodigde me weldra uit om ook eens een uurtje het roer te bedienen. Dat was een heel enerverende ervaring. Een motorschip met geblinderde vensters op een druk bevaren betrekkelijk smalle rivier, een groen oplichtend radarscherm waarop de kribben en mederiviergebruikers te zien waren en boven het roer een bochtaanwijzer als kompas.

Nog geen maand later werd ik in alle vroegte op de scheepswerf van Janssen in Druten verwacht om mee te gaan met de proefvaart van een daar gebouwde fraaie coaster. Maar er was een zeer dikke mist en de directie vond het volstrekt onverantwoord om de rivier op te gaan. Ik werd getuige van een hoogoplopende ruzie met een Engels sprekende vertegenwoordiger van de opdrachtgever, die tierde dat het schip al twee weken over tijd was en eiste dat het nog dezelfde dag buitengaats diende overgedragen te worden. Daarvoor zou ook nog vóór 3 uur de Willemsbrug in Rotterdam gepasseerd moeten zijn.

Het draaide erop uit dat de briesende Engelsman tenslotte het schip mee mocht nemen op zijn eigen verantwoordelijkheid. Maar de directie ging niet mee. Er werd in Druten nog wel in allerijl een ervaren rivierschipper opgetrommeld, die het roer zou bedienen. Het was al tien uur geweest toen uiteindelijk de trossen werden losgemaakt en de coaster met een minimale bemanning stroomafwaarts koerste.

In het brede stuurhuis rende de brave roerganger, die door de reder voortdurend opgejaagd werd, van stuurboord naar bakboord en weer terug om over de nauwelijks zichtbare boeg heen iets van de kribben te ontwaren.  In dat stuurhuis was Decca radar opgesteld en met mijn kersverse kennis van dat fenomeen, probeerde ik de man te overreden daarvan gebruik te maken. Maar daar wilde hij niet aan. Met het gevolg dat het schip nog geen kwartier na het vertrek uit Druten met een enorm gekraak dwars over de bovenste bochtaak van de Tielse gierpont voer.

“No problem; als wij Tiel niet kunnen zien, kunnen ze in Tiel ook ons niet zien. Volle snelheid vooruit dus en nou jij aan het roer” riep de reder, mij aanwijzend. Ik kon hem duidelijk maken dat ik het roer en de regulateur wel wilde bedienen om het schip op de bochtaanwijzer te besturen mits hij boven het radar zou blijven hangen om mij exact te vertellen hoeveel graden stuur- of bakboord ik moest afwijken van de rechte koers.

Het ging echt voortreffelijk. Fantastich zelf. Terwijl we de boeggolf een meter hoog tegen de wanden ervan hoorden klotsen sneden we met de coaster als een mes door de boter tussen de nauwelijks zichtbare pijlers van de Bommelse bruggen door.  Maar op de Noord dreigde het even mis te gaan. Daar ontwaarden we over bakboord de contouren van een politieboot en werd ons via een megafoon toegeschreeuwd, dat we niet sneller mochten varen dan drie of vier knopen. Ik trok dus braaf de regulateur naar voren. Maar dat pikte de snel aangebrande reder niet. “Knopen erbij”, schreeuwde hij, “anders halen we de Willemsbrug niet”.

Wat de oen echter op zijn scherm niet gezien had was dat de politieboot vergeefs trachtte ons te volgen en weer opzij te komen. Zodat voor de hand lag dat de bemanning naar hun collega’s in Rotterdam zouden bellen om ons schip daar aan te houden. We waren echter de Willemsbrug nog precies op tijd gepasseerd en het was ondertussen ook wat lichter geworden, toen we van beide zijden geënterd werden door een politieboot. Ditmaal had de reder hen wel tijdig zien komen, zodat hij in de kombuis dook en ik met de handen aan het roer als het ware op heterdaad werd betrapt.

De Rotterdamse rivierpolitie kon naar mijn gevoel de humor achter mijn delict wel waarderen. Ik werd van boord gehaald, kreeg slechts een bekeuring voor het sneller varen dan in de gegeven situatie gewenst was o.i.d. en werd op de trein naar Tiel gezet.

Toen ik enkele dagen later op de pont informeerde wat die bochtaak was overkomen, wist Koos Maasbach het zeker. “Er is in potdichte mist een mijnenveger of zoiets van de Kriegsmarine overheen gevaren. Dat volk kijkt nog altijd nergens naar. Maar we hebben al een nieuwe bochtaak besteld bij Janssen in Druten”.

Maar toen ik een maand of drie later in Rotterdam voor het hekje stond bleek noch de officier van justitie noch de kantonrechter ooit van radar gehoord te hebben. Vooral toen ze vernamen dat mijn ervaring als gezagvoerder van een zeeschip nogal beperkt was, gingen ze beiden ijselijk te keer. Ze deden alsof ik met een enorme oceaanstomer een stuk van Gorcum had kunnen verwoesten en alsof ook de bevolking van Zwijndrecht aan een gevaar was ontsnapt. Ze hadden me graag een tijd opgesloten en maakten duidelijk hoezeer het hen speet dat ze me geen hogere boete dan 500 gulden konden opleggen. “Maar dan heeft u in elk geval een strafblad waar u nog behoorlijk last van kunt krijgen”.

Daarvan heb ik niets gemerkt. De boete is door Janssen betaald en ik kreeg van de werf een aardig cadeautje. Maar aan het jongetje heb ik het verhaal toch maar niet verteld. Ik vreesde niet aan de verleiding te kunnen weerstaan eraan toe te voegen dat je in de journalistiek met een strafblad minstens zo ver komt als met een doctorsbul.

:

Een rivierkaart waarop de gierpont is ingetekend met de bovenste bochtaak (boven de B). De kaart maakt duidelijk hoe de midden in de vaargeul gelegen gierpont het scheepvaartverkeer hinderde.Een rivierkaart waarop de gierpont is ingetekend met de bovenste bochtaak (boven de B). De kaart maakt duidelijk hoe de midden in de vaargeul gelegen gierpont het scheepvaartverkeer hinderde.

Reacties zijn gesloten.

Geverifieerd door MonsterInsights