Organisten op een rijtje
Dank zij het archeologisch onderzoek is er veel bekend over de bouwgeschiedenis van de Sint Maartenskerk. Dank zij de archivalia weten we een en ander over degenen die in de stadskerk voorgingen en predikten. Maar wat weten we eigenlijk over de organisten en de instrumenten waarmee ze hun klanken ook buiten de kerkmuren uitstrooiden ?
Wat is er te vinden over deze musici en hun instrument. Eerst de organisten.
Helaas is bij een van de stadsbranden in de 15e eeuw het stadsarchief verloren gegaan. Het orgel is ouder, veel ouder en waarschijnlijk stond er in de Middeleeuwen zowel in de Sint Walburg als in de Sint Maarten een orgel.
Speurend in de Gelderse archivalia klinken er in Tiel pas in 1392 orgelklanken. In dat jaar reisde hertog Willem naar de Engelse koning Richard II (inderdaad de tragische vorst van Shakespeare). Onderweg naar de zee vertoefde de hertog met zijn enorme gevolg ook enige dagen in Tiel om kruiden in te slaan en paarden te kopen. Hij werd hier ook begroet door een “speelman mitten orgelen”, maar dat het om een Tielse organist ging staat geenszins vast.
Het onomstotelijk bewijs, dat er in Tiel een organist woonde vinden we pas in de gerichtssignaten van 1478. In de Kerkstraat (ongeveer waar nu de Ceciliënhof is) woont dan een magister Henrick, de organist. Veel weten we niet over hem. Toen hij in 1506 zijn huis aan de Kerkstraat verkocht was hij als stadsorganist al opgevolgd door “meyster Adriaen”. Die woonde wat meer stadwaarts in de Kerkstraat en had daar een brouwerij.
Dat weten we uit het “belastingkohier” van de Gelderse hertog uit 1494/96, waarin we kunnen teruglezen wie er, behalve Mr Aryaen de organist, in Tiel en Zandwijk ook bier brouwden danwel bier bij het vat verkochten. De organist is bepaald niet de geringste onder hen. Het valt op dat in de loop van de eeuwen diverse organisten/muziekmeesters in Tiel ook een brouwerij hadden. Omdat dit zowel voor als na de Reformatie het geval was, is er moeilijk een verklaring te vinden voor deze niet zo voor de hand liggende combinatie.
Mr Aryaen leefde in elk geval nog in 1519, toen hij zijn huis in de Kerkstraat verkocht. Omdat we ervan uit mogen gaan, dat ook de Sint Walburg een eigen organist had, was organist/brouwer Aryaen niet de enige muziekmeester in Tiel. In 1495 is er ook sprake van een organist “Alart Goirtsen genant Lamp”. Er is over hem verder niets te vinden maar na hem komt wel de naam Lamp vaak voor in de Tielse archivalia.
Dat er toen in Tiel ook al orgelles gegeven werd, blijkt uit een civiele procedure die in januari 1494 diende voor de schepenbank van Zandwijk. Dirck Willems klaagt daarin dat Thomas van Macheren weigert hem 36 stuivers te betalen voor muzieklessen aan zijn zoon gegeven onder het motto dat het joch niks geleerd heeft. Waarop de musicus repliceert dat er met de jongen, zodra hij in de kerk komt, niet meer “te leren ofte scheren” valt. Hij is te vinden op de toren of klimt in de gebinten van de kerk en heeft het orgel zelfs beschadigd.
Een volgende organist heet Johan van Drunen, die in 1520 een huis koopt in de Hoogstraat – later de Ambtmanstraat. Ook hij moet een tamelijk welgesteld man zijn geweest. Hij leende geld uit tegen rente en kocht enkele percelen grond. In 1552 lag “meyster Jan de Orgelist” ziek in bed en ging Hermans Willems met hem over zijn schulden praten. Jan toonde zich toen een grootmoedig man “als ik sterf is de schuld kwijtgescholden en als ik weer opsta dan verrekenen we de rest en zullen er samen op drinken”.
Uit de stadsrekening van 1551 komt als organist “magister Henrick Lamp” naar voren – mogelijk een zoon of kleinzoon van de mr Henrik die aan het eind van de voorgaande eeuw organist was. In 1572 betaalde het kerkbestuur van Zandwijk hem 4 stuivers omdat hij “het orgelken accordierde”. De enkele ons nagelaten stadsrekeningen van vóór de Reformatie tonen hoe kerk en staat met elkaar verweven waren. Op kerkelijke feestdagen loopt de organist mee in de processie en komt hij naar het stadhuis om te dirigeren bij het zingen van “de kermen” (carmen – middeleeuwse strofische liederen). Hij krijgt jaarlijks 10 gld uit de stadskas en voor de wijn, die hij in huis haalt, behoeft geen accijns betaald te worden. Deze magister Henrick is zeker geen brouwer, want het stadsbestuur vereerde hem in 1557 met twee tonnen bier omdat hij met zijn koor zo goed gezongen had.
De laatste katholieke organist van de Sint Maarten was (voorzover ik weet) mr Serephaas Lamp. Hij stapte waarschijnlijk niet over naar de nieuwe geloofsleer want in 1584 dwong Diederik Vijgh hem borg te staan voor op de vlucht zijnde met de Spanjaarden heulende Tielenaren. Zijn echtgenote, Christina (Steyntken) van Weerdenborg, deed dat wel. Zij hertrouwde in april 1593 in de Sint Maartenskerk met Gijsbert Pietersz van Buren en daarbij tekende ds Jan van Vreden aan “des bruydts man is voor 6 jahren in den Heer gerust”.
In de eerste decennia na de invoering van de Reformatie (1578) bleef het overgrote deel van de Tielenaren rooms en was het voor het protestantse kerk- en stadsbestuur moeilijk een goede organist te vinden. Soms kwam er ene “meester Peter” uit Utrecht als organist naar Tiel, maar Vijgh bleek ook een beroep te kunnen doen op het garnizoen, waarmee hij de omwenteling had afgedwongen. In 1593 werd enige malen aangetekend dat “Robrecht” het groot orgel in de Sint Maartenskerk kwam bespelen en op 14 september werd daarin het huwelijk afgekondigd van “Robert Bartholomeuszn Verwey Engelsman, organist der stadt Thyel”.
In dezelfde kerk werd op 13 februari 1602 het huwelijk afgekondigd van “Mr Adriaen Eversz, organist der stad Thyell” . Hij trouwde met Beeltgen Willemsdr, wier man anderhalf jaar eerder in de Linge was verdronken. Zijn broer heette Cornelis Evers van Schayck en ook de nazaten van de nieuwe Tielse organist gingen zich Van Schaick noemen. Ook deze eerste Tielse Van Schaik had een brouwerij en wel in de Vleesstraat. Over zijn optreden als musicus laten de archivalia ons in het duister maar wel blijkt daaruit dat zijn leven werd getekend door processen tegen andere brouwers en geschillen over het niet betalen van afgeleverd bier en gruit of over het bier dat de stratenmakers bij hem hebben gedronken.
Mogelijk overleed hij in 1625 als de magistraat het orgel laat bespelen door mr Henrick Baltus(sen. Hij trouwde in 1629 met Neeltje Jans van Campen en bleef niet lang organist. In 1636 schreef Gerrit Ariens van Schayck een brief aan het stadsbestuur met het verzoek zijn overleden vader als organist te mogen opvolgen en dat verzoek werd gehonoreerd. Gerrit Ariens trouwde in 1639 met Johanna (Jenneke) van de Sandt, woonde in de Gasthuisstraat (waar nu no 6 is). Ruim dertig jaar bespeelde hij het orgel in de Sint Maartenskerk. Dat deed hij (soms) ook tijdens de bezetting door de Fransen, die de stad zo zwaar hadden gebrandschat, dat jarenlang zijn salaris niet betaald kon worden. Zijn vrouw overleed in 1681 en Gerrit was op hoge leeftijd zo verarmd dat hij koster Jan Taey, die hem in de kost had genomen, niet meer kon betalen.
Eerder – in 1678 – had de bejaarde organist zijn taak overgedragen aan Aart van Linste. Die kocht in 1682 het huis van de horlogemaker Jacob de Jongh in de Gasthuisstraat op de hoek van het Rosemarijn of Boogstraatje (nu Scheidingsstraatje). Hij was getrouwd met Elisabeth van Baar en hertrouwde na haar overlijden in 1710 met Hillegonda Oly. Op 7 oktober 1696 werd besloten dat de organist volledig uit de stadskas zou worden betaald.
Aert van Linste overleed in 1714 en werd opgevolgd door Cornelis de Veer, die tevoren orgeltreder was geweest. Die overleed al in 1730 en werd opgevolgd door Louis de Melville – een organist “van buyten” die in 1736 al vertrok naar Gorcum. Zijn Tielse orgeltreder was de karman Hendrik Brouwer. Bij de volgende organist – Willem Ulrich – werd het orgel lucht in getrapt door Hermanus van der Nagel, die daarvoor rond 1748 een vergoeding vroeg bij de magistraat. Hij kreeg die niet, maar mocht in 1750 de naar Schiedam vertrokken Ulrich opvolgen.
Hermanus van der Nagel, die zijn subsidieverzoek ondertekende met een kruisje, was een vermogend man. Hij kocht in 1765 voor niet minder dan 4500 gld een huis met brouwerij aan de Koornmarkt, strekkende tot aan de Vleesstraat en was gehuwd met Alida Wiarda. Toen Nagel was overleden vond het stadsbestuur, dat de muziekcultuur in Tiel (een afzonderlijke studie waard) vereiste dat er een muziekmeester moest komen die niet alleen het kerkorgel kon bedienen maar vooral ook andere instrumenten moest kunnen bespelen. Daarom werden onder leiding van de organist Glaaser uit Arnhem op het stadhuis “de nodige toestellen tot het maaken van een concert opgerigt”. Op advertenties in de dagbladen waren negen musici afgekomen, die op 7 augustus in de voormiddag het orgel van de Sint Maartenskerk moesten bespelen en de tweede helft van de dag op het stadhuis jun vaardigheden met instrumenten demonstreerden. Winnaar werd de 19 jarige Rotterdammer en Lutherse Johannes Sturenberg.
Die bleef in Tiel tot 1778, waarna via een soortgelijke procedure Johannes Bos werd uitverkoren. Die vertrok in 1790 naar Zutphen en in dat jaar viel na opnieuw een uitvoerige examinatie de keuze op Johannes Buys, waarmee we al kennis hebben gemaakt.
Enkele sollicitaties naar de post van organist in Tiel, waaruit blijkt dat het vooral ook gaat om het geven van lessen aan de jeugd en musiceren buiten de kerk.
Aanvullingen en correcties op dit artikel zijn welkom.
Reacties zijn gesloten.