Kolommetje: Jan Dolron
De makelaar Jan Dolron is nu alweer een paar jaar dood, maar mijn herinneringen aan hem zijn er niet minder om. Zeker, hij had een paar trekken die minder aangenaam konden zijn. Maar wie hem leerde lezen had minimaal een leuk gesprek met een enthousiast en praatgraag man. Bovendien had hij altijd wat bijzonders voor je in petto: een mooie anecdote over wat hij had beleefd, een stuk historie en vooral veel verhalen over hoe hij was geworden wie hij was: een in de stad geziene makelaar die het vak van huizen kopen en verkopen had geperfectioneerd tot een kunst. Maar ook een bon vivant die jaarlijks carnaval vierde in Oeteldonk en wekelijks op vrijdag een vriend zag in Amsterdam waarmee hij bij Scheltema borrelde en de antiquariaten afschuimde.
Op de foto zie je hem in de kamer waar hij zijn zakelijke gesprekken hield: heel veel boeken over allerlei veelal niet samenhangende onderwerpen en een wand met schilderijen die hij overal en nergens op de kop tikte, maar waarvan hij steevast beweerde dat ze van een of andere schilder uit een beroemde stijlrichting kwamen. Vooral veel deftig donker hout en een grote gesprektafel. Computers waren hem een gruwel. Ergens moeten een paar vulpennen liggen. En er moet een stereo verborgen zitten achter de boeken. Of hij daar ooit de klassieke cd’s op afspeelde die erbij lagen, kan ik niet bevestigen. Ik nam het met een korreltje zout en had ook wel door dat dit allemaal een beetje façade was. Het geeft vertrouwen in de makelaar.
Jan was een echte verzamelaar en alles wat hij kon vinden dat aan het beeld dat hij van zichzelf had geschapen bijdroeg, sloeg hij in. Er stond in zijn keuken een reusachtige verzameling kookboeken bijvoorbeeld, want hij vertelde je graag dat hij een enorme hobbykok was. Op zolder had hij, naast zijn enorme platenverzameling, het interieur van een café geinstalleerd. Daar mocht je, wanneer je tot zijn vrienden behoorde, op de vrijdagmiddag een borreltje komen drinken. De tap werkte echt.
Niet dat ik tot die kring behoorde, hij verkeerde graag met mensen van zijn statuur, maar al die dingen kwam ik te weten doordat hij me vroeg een boekje te schrijven over zijn huis en kantoorruimte, aan het eind van de St. Walburgstraat, met één gevel gericht op het Kalverbos. Dat pand was al een wonder, want een deel was regelrecht middeleeuws, van de gewelfde kelder-met-wijnrek tot de opkamer met donkere lambrizering. Het andere deel had veel oud hout en een groot aantal art déco-details. Hij had het kunnen kopen van een van de Van Lidth de Jeude’s en liet nooit na te benadrukken hoe onderkomen het was toen hij erin trok en hoeveel hij erin had geïnvesteerd om het bewoonbaar te maken. Met een trouwe staf hield hij er kantoor, en eigenlijk pas een paar jaar vóór zijn overlijden was hij zover dat de goodwill naar een andere makelaar ging en het kantoor werd gesloten. Maar hij bleef voor die andere makelaar klussen doen. Tot het allemaal niet meer ging. Maar zelfs toen hij erg ziek was lieten zijn dromen hem niet met rust. Hij verscheen regelmatig op onze redactie om zijn laatste wapenfeiten aan te prijzen: een expositie in het koetshuis achter de ommuurde tuin of een bijzonder schilderij waarmee hij op tv was gekomen. En we reageerden, want Jan was een man die je weinig kon weigeren. Hij keek je aan met die heldere ogen en die halve glimlach waarmee hij op een reactie wachtte en je was verkocht. Of je was je huis kwijt, natuurlijk.
Reacties zijn gesloten.