Kolommetje: Fenomeen
John van Buren was een fenomeen, in meer dan één opzicht. Al leidde hij een bohémien-bestaan, en was hij niet altijd even lief voor zijn vrouwen, hij bleef door hen bewonderd en bevriend. Menigmaal zag ik hem met zijn kompanen in café Mevsim op het Plein aan de toog, een café waarvan hij me ooit zei dat hij het eigenlijk beter had kunnen kopen, zo vaak was hij er klant geweest. John knoopte altoos de eindjes aan elkaar, maar had zo’n charme en flux de bouche dat hij overal mee wegkwam. Nou ja, bijna. Een van zijn sterkste wapens was zijn muzikaal talent, dat hij koppelde aan een groot vakmanschap, zowel als componist als als begeleider. Hij is hier te zien in de St. Maartenskerk, waar hij als begeleider aan het werk is met de alt Marjan van Eldik. Ze zouden even later een klassiek recital geven.
John speelde praktisch alle genres met evenveel gemak. Kinderliedjes in de schoolmusicals, popwerk en theatermuziek in de streekmusicals waarvoor hij eveneens componeerde, pop en rock in gelegenheidsbandjes, onder meer met zijn vriend Wim Gradisen als zanger en natuurlijk vroeger de progressieve muziek met Mothers’Love en in de band Waterland. Om nog te zwijgen van cabaretoptredens met een Brabantse vakvrouw samen, of de rondreizende muziekmiddagen samen met Willeke Alberti en dinershows in Breda. Misschien is zijn veelzijdige toepasbaarheid in producties de reden dat hij nooit echt landelijk doorbrak, maar meer een insidertip van muzikanten bleef. Wereldberoemd in Tiel, schertsten we wel eens op de redactie van de krant wanneer er weer een lofzang op zijn columns in de bus was gevallen. Helaas werd John ongeneeslijk ziek en overleed hij enkele jaren geleden, beweend door de vrouwen die hem omringden en bijna aanbaden en zijn trouwste oude vriend. Nu staat zijn vleugel in het muziekgebouw Zinder en ligt er buiten een herdenkingstegel.
Zijn financiële handel en wandel schetste hij me altijd uitgebreid, want we waren eigenlijk een beetje bevriend. Er waren vooral diepe dalen, rood staan was een tweede natuur. In de keuken van zijn woning aan de Konijnenwal, die nu verkocht is, vertelde hij me eens dat hij zich in de jaren negentig niet kon inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Voor freelance muzikanten bestond er geen vakje. Dat maakte hem tegelijk ook een beetje trots, maar het scheelde hem wel een hoop aftrek als kleine zelfstandige. En toen hij eens op een feestje van die organisatie een avond lang cocktailmuziek had gespeeld, en hij om geld vroeg, kreeg hij een heel verbaasde reactie: muzikanten spelen toch omdat ze dat graag doen en een publiek nodig hebben? Het zat hem na al die jaren nog steeds dwars, net zo dwars als hij waarnam dat aandacht voor muziek, kunst en dans op scholen zienderogen aan terrein verloor. Jarenlang werkte hij bij de muziekschool Haarlemmermeer. Met tegenzin, want de kinderen daar wilden helemaal geen piano leren spelen zei hij. Hij ging er weg en kwam deels in dienst van De Plantage, waar zijn oude vriend Karel Zwart directeur was. Een aantal prachtige streekmusicals was het resultaat. En nu? Niemand trekt de kar van de podiumkunsten meer in Tiel, op enkele enthousiaste mensen na die de schoolmusicals van Idem Dito nog dragen. Bovenstaand teruglezend bekruipt me toch een gevoel van: jammer.
Reacties zijn gesloten.