Wat is een naam 1

Door Huub van Heiningen op maandag 25 april 2016, geplaatst in Kunst & cultuur, Historie.

Als het mogelijk zou zijn nu nog de Tielse winkelstraten uit de 17e eeuw te bezoeken dan zou opvallen hoe het straatbeeld is veranderd. Toen was de winkelstraat nog van gevel tot gevel het domein van de bezoeker. Geen stoepborden of iets dergelijks maar veel uithangborden, die boven reikhoogte verticaal op de gevels waren aangebracht. Mooie exemplaren soms, want zijn uithangbord was het visitekaartje waarmee de ondernemer adverteerde.

Ze moeten volop te vinden zijn geweest in alle oude Nederlandse steden en ze werden vaak ontworpen door edelsmeden en bekende schilders. Dat er ook in Tiel dure exemplaren te zien zijn geweest kan afgeleid worden uit het feit dat in de 18e eeuw bij verkoop van een pand soms bedongen werd, dat het uithangbord buiten de transactie moest blijven.

Anders dan in veel oude steden in Oostenrijk, Duitsland en Engeland, waar zakenmensen elkaar de loef proberen af te stekeen met fraaie uithangborden, zijn ze bij ons uit de gratie geraakt. Dat is jammer.  “Een stad vertoont en vertelt, ook in haar uithangteekens, geschilderde borden en gehouwen steenen, figuren aan luifels en ijzeren stangen, opschriften en rijmen, haar geschiedenis. Gij leest daarop, wat er al is omgegaan, waardoor zij bloeit of gebloeid heeft, wat er gewerkt en gekweekt, zelfs wat er gedacht werd. Op die uithangteekens kunt gij, al wandelend langs de straten, het maatschappelijk en huiselijk leven der bewoners bespieden, hun bedrijf en hun welvaart, hun kleediij en hun huisraad, ja zoo gij de gave der opmerking bezit, leest ge er hun gedachten en gevoelens, hun wenschen en begeerten, en kunt er hun ernst en ijdelheid, hun hopen en hun vreezen, hun deugd en hun gebreken, hun wijsheid en hun dwaasheid, hun gemoedelijke vroomheid en hun ondeugende spotternijen gadeslaan”. Aldus Van Lennep en ter Gouw in het voorwoord bij hun fraaie studie over uithangtekens uit 1867-68.  (dat digitaal te raadplegen is op: http://www.dbnl.org/tekst/lenn006uith01_01/)

In Tiel kwam er onder leiding van Reuchlin kort na 1850 een in meerderheid uit kooplieden bestaande raad aan de macht, die voorgoed afrekende met het beleid van de oude regenten. Er brak een tijdperk van economische opleving aan en waarschijnlijk als gevolg van de impact die de studie van Van Lennep en Ter Gouw in ons land had, kwamen ook in Tiel de uithangborden weer in de gratie. Een aantal voorbeelden ervan zijn te vinden op http://detielenaar.nl/openbare-ruimte/uithangborden De belangstelling voor uitgangborden is echter in Tiel vrij snel gedoofd.

In de archieven van de Tielse schepenbanken zijn de namen te vinden van ongeveer 160 huizen, met nog voor het buitengebied ruim 200 veldnamen. Dat zijn bij lange na niet alle namen die aan de winkels en herbergen in de binnenstad ooit gegeven zijn. Doorgaans werd in de transacties volstaan met het aangeven van de belendingen. Niet alle eigendomsverandering voltrokken zich via de schepenbanken en ook in andere archiefbestanden zullen ongetwijfeld nog meer huisnamen te vinden zijn.

Door transacties uit de “schepensignaten” te integreren met gegevens uit het stadsarchief, uit de notariële archieven en van het kadaster, bleek het mogelijk die huisnamen te localiseren. Het gaat in minstens 60% van de gesignaleerde panden om herbergen, drinkhuizen en uitspanningen. In die gelegenheden kreeg het leven doorgaans een eigen dimensie – het kon er ruig aan toe gaan. We hopen daarop terug te komen.

De opgespoorde uithangborden waren over de gehele stad verspreid: 17 in de Weerstraat, 26 in de Waterstraat, 17 in de Vleesstraat, 12 in de Westluidensestraat, 8 in de Voorstad, 9 in de Kerkstraat enzovoorts. Het Plein, vroeger Kleiberg en tegenwoordig horecaplein, heeft in dit opzicht geen traditie. Ooit was het een binnenhaven met aan de kant van de Weerstraat een stadsmuur, waarin geen poorten of ingangen zaten. Op de Kleiberg, de andere flank van de haven, was wel ruimte voor enkele kroegen, maar dat gebied behoorde tot het dorp Zandwijk en lag dus buiten Tiel. Dat wordt nog weer eens duidelijk verteld in een transactie van 28 juli 1568. (zie afbeelding) Daarop draagt Johan Smit grond in Rijckerswoerd over aan zijn zoon Jacob. Als onderpand dient de herberg “de Meermin”, gelegen op de Kleiberg “buyten Tiell”.

Aldus tekende Henri Hendrickx rond 1874 een herbergscene van Adriaen Brouwer naAldus tekende Henri Hendrickx rond 1874 een herbergscene van Adriaen Brouwer na

Reacties zijn gesloten.

Geverifieerd door MonsterInsights