Kolommetje: bewóónd
Ton en Ria van Wees hadden een gelukkig bestaan in hun woning boven de winkel op de hoek van de Weerstraat en het Jodenstraatje. Ze waren er toen hun twee kinderen klein waren komen wonen, Ton was motormonteur van beroep, maakten al gauw deel uit van de kleine groep buurtbewoners en bleven. Het was de tijd dat antiek in raakte, ze haalden zelf meubels en lampen uit Engeland en bouwden er een bestaan mee op. Toen ook de computers een item werden bekwaamde Ton zich in reparatie en advies op dat terrein. Hij had zijn eigen werkplek in het Jodenstraatje, met zes vierkante meter had je de hele winkel gehad, en daar moesten een werktafel en schappen nog vanaf. Vaak ging ik bij hem op bezoek, vooral op zaterdagen, en we ontwikkelden een vriendschap omdat we niet alleen beide uit de Randstad kwamen en een beetje hetzelfde konden klinken, maar ook op veel terreinen en qua humor het met elkaar eens bleken. En hij leverde ons jarenlang natuurlijk alles wat met computers te maken had. Voor in de winkel zwaaide Ria de scepter, en zo verstreek de tijd. Met beiden had ik lange gesprekken. Op een mooie dag kreeg ik bij mijn bezoek een speciaal gebakje: Ton was 65 geworden en had een plaatje op die dingen laten maken. Ik vond die leeftijd een heel grote mijlpaal, maar nu ik daar zelf ben, zie ik in waarom ik die blik in zijn ogen die dag niet ben vergeten. Je gaat beginnen aan de laatste etappe, de pret is voorbij, althans dat haalde ik eruit. Die gedachte doet wat met een mens.
Ton en Ria gingen onverdroten door overigens, ze hadden een huisje ergens op een camping in de buurt waar ze in de zomer praktisch woonden, maakten later met een busje –nog zo’n liefhebberij waar we samen enthousiast over werden- lange tochten door Europa. Tot Ria ziek werd, en nu is ze er niet meer. Kort na haar overlijden sprak ik Ton nog eens, maar ik moest goed kijken of hij het wel was. De winkel was al jaren verkocht, ze woonden in een klein appartementje op West. We keken elkaar aan en deelden even die mooie tijd weer. Tot de orde van de dag toesloeg, en onze wegen zich weer scheidden. Ik heb hem niet meer gezien in de stad. Maar misschien is het goed zo, moet ik alleen nog maar denken aan de goede momenten samen, de vriendschappelijke omgang, de gesprekken over kinderen, belevenissen met buren. De steile trap naarboven achterin de winkel waar ik tegenop riep dat ik er was, want meestal zat er niemand vóór. Boven het kruip door-sluip door van eeuwenoude kamertjes, de immens gezellige indeling van een woning die echt werd bewóónd. Moeilijk om achter je te laten.
Reacties zijn gesloten.