Kolommetje: Reus
Soms ruik je het al terwijl je schrijft: hier komt mot van. Dat heeft me overigens nooit weerhouden ermee door te gaan. Natuurlijk wil je niet dat mensen kwaad op je zijn, maar in veel gevallen is een reactie een teken dat je een snaar hebt geraakt. Vooral gemeentebestuurders hadden daar een handje van. Dan was nieuws ze niet welgevallig, te vroeg uitgebracht of ze beweerden dat het niet klopte. Waardoor ik en mijn collega’s aannamen dat er wel iets waar móest zijn. Want al ken je in een mediabedrijf soms niet alle details of achtergronden van een zaak, regel één is dat je nooit iets verzint, erbij bedenkt of op de persoon speelt. Voor zover mogelijk zorg je dat je de feiten juist hebt. Op de tweede plaats komt ijzig stilzwijgen. Wanneer ze in een gemeentehuis niet reageren of een kwestie waarvan je weet dat je het bij het rechte eind hebt, bekennen ze hun ongelijk ook. Maar dat weet niemand, dus kop in het zand werkt voor overheden vaak ook goed.
Maar nu de foto: hier zie je, rond 1994 Tineke van Toorn, haar man Ries en hun kinderen Jos en Nena. Ze wilden graag tegelijk op de foto in hun woonkamer voor de fotoserie Tiel Thuis. Op het dressoir links staat een glasserviesje, oud, groen, nog van haar oma geweest. Ze was er erg aan gehecht en stelde het toch beschikbaar voor de expositie van de reeks foto’s waar deze ook toe behoorde. Om bij de sportschool van het stel te komen, moest je langs de woning naar achter. Daar gaf Ries karateles, hij was in een bepaalde klasse of stijl meermalen wereldkampioen, had een reeks onderscheidingen van kunde waar je u tegen zei en had gewerkt als bondscoach in die edele sport. De eerste paar keer dat ik hem ontmoette had ik wel even wat zenuwen, je hebt geen idee wat die karateka’s allemaal kunnen. Maar al snel had ik door dat de kunst niet was mensen of dingen doormidden te slaan, maar de mógelijkheid te beheersen. En zo ontdekte ik dat wat je ziet meestal niet is wat het is. Dat je angsten of mogelijk negatieve gevoelens meest in jezelf schuilen en over jezelf gaan, eerder nog dan dat ze door wat je ziet of wie je spreekt worden veroorzaakt. Door een paar korte zinnen van Ries, die zachtmoedige reus, leerde ik bij nader inzien meer over mezelf dan ik uit een hele vracht filosofisch aandoende boeken had gehaald. In die man’s ogen zag je niet alleen de directheid van een strijder, maar ook de absolute rust en zekerheid die zijn (meestal niet gebruikte) vermogens in hem ankerden. Voor ik te zweverig word: in die sportschool gaf indertijd ook Tenny van den Berg les in fitness, jazzballetachtige dingen en de mode van dat moment, aerobics. Ik vond het wat, dat hopsen met beenwarmers aan, en uitte dat ook. Waarop Tenny me uitnodigde eens een priveles te komen volgen, dan zou ik wel anders piepen. Ik wilde het verhaal maken, dus zegde ik toe. Om niet helemaal af te gaan, trainde ik drie weken lang elke dag vrij uitvoerig, zodat ik in elk geval wat basisconditie had, ik was immers al dik veertig. Op de dag zelf werd ik opgewacht door Tenny en door Mahmud, een van haar dansers en instructeurs. Wat volgde was een marteling van ruim een uur. Ik kreeg de indruk dat ze het erom deden, te zien waar mijn grens lag, dat pennenmannetje met zijn grote mond. Dat gaven ze na de les ook toe, en ze feliciteerden me, omdat ik niet was ingestort. Wat ze niet zagen dat ik rechtop lopend de sportschool verliet, maar vanaf de voordeur van Ries van Toorn alleen nog maar kon strompelen.
Reacties zijn gesloten.