Verlangen naar tuin: genieten in het vooruit
Tuinontwerper Michel Lafaille uit Tiel heeft het recept: ontwerp je eigen paradijs. In de vorm van een tuin wel te verstaan. Onlangs verscheen zijn nieuwe boek, Verlangen Naar Tuin. Waarom willen we een tuin, wat druk je ermee uit, en hoe kom je tot een tuin die jou past als een handschoen?
Dat zijn maar enkele van de vragen die Lafaille (1951) behandelt. Hij is opgeleid aan de Hogeschool Larenstein in Velp na een loopbaan in de theaterwereld, stond daar bekend als een groot ensceneur en heeft die vaardigheid kennelijk uitgebouwd naar tuinlandschappen. Hij doceert tuinontwerpen, modereert exposities en werkt voor opdrachtgevers. In Tiel is een sprekend voorbeeld te zien van zijn stijl: perfect aangepast aan de omgeving ligt er langs de flats bij de Nieuwe Tielseweg een watertuin, waarin je wandelt en kijkt. Het is gewaardeerd: de bewoners wilden graag nóg een bankje.
Verlangen Naar Tuin is een kloek boek, ik heb er even over gedaan. Het is een mengvorm geworden van het hóe en het waaróm van tuinen. Het is geen leerboek, wel een standaardwerk, maar vooral een mooie reis door het hoofd van de ontwerper.
En een mooie reis mét de ontwerper, want hij neemt je mee naar vele tuinen in Europa, en gelukkig ook in eigen land, waarvan foto’s dienen als onderstreping van wat hij bedoelt. Lafaille is een verdienstelijk landschapsfotograaf, moet ik constateren. Hij heeft vijf grote hoofdstukken nodig om zijn onderwerp door te lichten. Eén ervan gaat over het hóe, de methode en de benodigdheden om tot een ontwerp te komen. Maar interessanter is het te zien op welke manier deze ontwerper tot zijn werken komt. Want het lijkt alsof een omgeving ontwerpen voor een opdrachtgever vooral níet draait om het hóe. Hij stelt: “Iedereen kan een tuinontwerp maken. Hoveniers en tuinbedrijven doen het voor je, je kunt het zelf ook. Maar dan krijg je iets wat lijkt op al het andere, aangepast aan de algemene smaak. Saai wordt het, of rommel.” Zijn betoog gaat dat verder over de inbreng van creativiteit als meerwaarde, de compositie van een tuin, de inspiratie (die niet bestaat uit het ‘lijken op het ontwerp van…’ benadrukt hij) die een tuin heeft en geeft. De verhouding tot de omgeving, wat een tuin eigenlijk is en of een landschap ook een tuin kan zijn.
Het cadeau dat Lafaille de lezer doet is, dat je een kijkje kunt nemen in zijn geest, in de duizenden aspecten en details die hij weegt, en hoe hij conclusies trekt. Want Lafaille heeft uitgesproken meningen, maar is immer mild in de manier waarop hij het uitdrukt. Je moet even wennen aan de stijl: het ene moment een anekdote, dan weer een docerend tekstdeel, afgewisseld met een reisbeschrijving of de ervaring en gevoelens die het zien van een tuin bij een buitenhuis, kasteel of van een meeroever bij hem oproepen. Hij is erg beeldend in zijn teksten, poëtisch soms ook, maar uit alles blijkt dat Lafaille het buiten zijn lief heeft en vindt dat een tuin, vastzittend aan je huis, jou moet passen, jouw sfeer moet hebben en vooral de omgeving moet zijn die gevoel opwekt. Dat kan er zitten zijn, eten, rusten, nadenken of praten, maar ook werk, want dat zit nu eenmaal aan een tuin vast. De ontwerper weet dat, lang vantevoren, en kan dt in zijn tekening bouwen. Maar terwijl de tuin wordt aangelegd, ziet hij al hoe die er tien jaar later uit zal zien. En geniet in het vooruit.
Reacties zijn gesloten.