Bizarre hobby
De schapenschaar in menig gemeentewapen verwijst er naar – al in de Middeleeuwen werden er in het Rivierengebied veel schapen gefokt. Een groot deel daarvan werd op de Tielse veemarkten verhandeld. Daar kwam in de jaren 1389/1395 vaak een dienaar van hertog Willem op af. Die had veel schapen nodig en wel om ze door zijn leeuwen te laten verslinden.
Het houden van leeuwen is misschien wel de meest bizarre hobby uit de Middeleeuwen. Volgens de literatuur waren het alleen Edward II en III van Engeland en (later) Lodewijk XI van Frankrijk die er leeuwen op na hielden. Dat klopt niet. De in het Gelders Archief bewaard gebleven rekeningen vertellen dat hertog Willem (van Gulik) in mei 1390 een bezoek bracht aan koning Richard II van Engeland en die liet hem zijn leeuwen zien. En hertog Willem zelf – zo blijkt uit dezelfde archieven – hield in de Burcht in Nijmegen leeuwen gevangen. Waarschijnlijk als enige vorst in West-Europa.
In het krijgsbedrijf van de vorsten had de leeuw geen enkele waarde. Honden kon je nog op een vijand af sturen en een olifant kon krijgers onder de voet lopen. Maar een leeuw ? In no way. Het ging dus uitsluitend om de symbolische waarde. De leeuw als heerser van het oerwoud – de sterkste van alle dieren. Beroemde kruisvaarders waren Richard the Lionheart – koning van Engeland (1189-1199) en zijn tijdgenoot Heinrich der Löwe, hertog van Saksen en Beieren. Zowel in de heraldiek als in de lyriek speelde de leeuw een hoofdrol. In zijn “Richard II” laat Shakespeare de spilzieke en tragische vorst uitroepen: “Rage must be withstood. Give me his gage; lions make leopards tame”.
Het is duidelijk dat zowel hertog Willem als koning Richard zich door die grote voorgangers lieten inspireren. De eerste was zelf een fervent en weinig zachtzinnige kruisvaarder. Niet naar het heilige land maar naar Pruisen om vandaaruit de Letten en Litauers te onderwerpen en tot het christendom te bekeren. Leeuwen waren daar niet te vinden. Maar als dat zo te pas kwam nam de Gelderse hertog graag een paar “heidenen” mee naar huis.
Willem van Gelre/Gulik en Richard II hadden samen een verbond gesloten tegen Frankrijk. In de verte waren ze ook nog familie. Willem was een kleinzoon van Elionora, de zuster van Eduard III, die de grootvader was van Richard. In mei 1390 had hertog Willem eindelijk tijd gevonden om de Noordzee over te steken, maar aan die ontmoeting was een druk diplomatiek verkeer vooraf gegaan. Er kwamen regelmatig engelse ridders naar Gelre (ook naar het Tolhuis in Tiel) en tot tweemaal toe was er een delegatie onder leiding van Willems vertrouweling Hendrik van Steenbergen naar Engeland geweest om de ontmoeting tussen de beide vorsten voor te bereiden.
Het wapen van hertog Willem van Gulick
Die delegatie had in de Tower de “seraglio” gezien – een kooi met leeuwen oftewel de nog altijd bestaande Liontower. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat daarin vaker leeuwen zijn gehouden (en dat die soms van honger zijn gestorven). Ook uit the Tower of London zijn de echte leeuwen al heel lang verdwenen, maar ter herinnering aan hen liggen er naast de Liontower stenen leeuwen in het gras.
Van Steenbergen’s verslag moet inspiratiebron zijn geworden voor hertog Willem, die voor niemand ter wereld wilde onderdoen. Van Steenbergen, die vaak rentmeester van de hertog was, noteerde op zijn rekening voor “extra-ordinaire” kosten, lopende van Sint Margriet (20 juli) 1388 tot Sint Margriet 1389 allerlei kosten voor de inrichting van een leeuwenhuis in de Burcht van Nijmegen. Er werden eiken planken gekocht en ijzeren banden voor de “schotdoeren”. De man die “mit sine knaep” de leeuwen in Nijmegen bracht ontving 100 gld. Er werden (na elkaar) drie “leeuwenwachters” aangesteld: Arnt van Asselt, Aert van Kouwen en Evert van Donselaer.
Sindsdien zijn in de rekeningen van de hertog de “lewescape” en het “lewenaes” niet aan te slepen. In de periode van Maria Magdalena (22 juli) 1389 tot Bonifacius (14 mei) 1390 worden er op de rekening van Van Steenbergen 388 schapen gekocht. Omdat ook ambtlieden nog schapen kochten voor de leeuwen, is niet exact te becijferen om hoeveel schapen het ging – waarschijnlijk aten de leeuwen zes tot acht schapen per week op.
De massale schapeninkoop loopt door tot in de rekening van 1395/1396 en lijkt dan abrupt te stoppen. Mogelijk zijn de leeuwen in de tweede helft van 1396 gestorven of opgeruimd.
Het was overigens niet zo, dat de schapen levend voor de leeuwen werden gesmeten. De dieren werden eerst geslacht en gevild. Want de huid oftewel schapenleer was ook toen al geld waard.
Reacties zijn gesloten.