Psychiater Melchior Hoes en de Tielse ziekenhuizen waren nauw verweven. Hij was tussen 1977 en 2004 verbonden aan wat nu Ziekenhuis Rivierenland is, en overleed in 2012. In het ziekenhuis en daarbuiten herinnert menigeeen zich deze markante Tielenaar nog steeds.
Hoes, geboren in Tilburg, studeerde medicijnen in Nijmegen en promoveerde daar ook. Zijn specialisatie was de biologische psychiatrie, de wetenschap die stelt dat lichaam en geest door bepaalde stoffen worden geholpen of schade oplopen. Effecten van drugs, alcohol, tabak en andere geestverruimende middelen hadden dan ook zijn warme belangstelling. Er verscheeen van zijn hand ook een standaardwerk over verslavingszorg. Zelf hield hij het bij alcohol, en soms in niet geringe mate.
Aanvankelijk woonde Hoes samen met zijn moeder in het grote pand aan de Burgemeester Meslaan, hij bleef ongehuwd, maar vanaf 2009 werd hij verzorgd in Vrijthof. Zijn broer Albert stond hem zijn hele leven financieel en juridisch bij. Het verhaal wil dat Albert zelfs aanwezig was bij het sollicitatiegesprek in het ziekenhuis met directeur Cor Oostveen, om financiële details te accorderen. Aanvankelijk werkte hij in ziekenhuis Bethesda, meer specifiek bij de PAAZ, de psychiatrische afdeling. Het hoog wetenschappelijk niveau van deze psychiater was meteen ook een valkuil: hij kon zijn kennis niet overal en steeds uitdragen richting zijn patiënten. Dat leverde hem de bijnaam ‘pillendokter’ op. Zijn kennis uitdragen kon hij wel in zijn 350 wetenschappelijke artikelen, 300 lezingen en veertig symposia die hij zelf had georganiseerd. Zijn werklust was legendarisch. Na zijn pensionering rondde hij nog een studie filosofie af.
Melchior Hoes behandelde ook de depressie, buiten het publieke oog om natuurlijk, van prins Claus, de echtgenoot van koningin Beatrix. Met suces kennelijk, hij ontving er een erekruis voor.
Tegelijkertijd was hij wat excentriek, hij bezat tientallen speciale fietsen, had gekke mutsjes op en was op die voertuigen in de wijde omgeving te zien. Op maatschappelijk gebied was hij zeer actief, hij was niet alleen bestuurslid van de Vereniging Oudheidkamer en de Lions, hij was ook lid en directeur van de Groote Sociëteit.
De man was daarnaast op veel andere terreinen actief: hij bestudeerde de kerkvader Augustinus, had speciaal interesse in de christelijke beschaving in de klassieke oudheid en schreef een boek over de cultuurgeschiedenis van rode wijn. Van die drank kwam er een grote voorraad tevoorschijn toen hij was overleden.
Reacties zijn gesloten.