huize De Groote Brug aan de Linge
Prins Bernhard had in de oorlog vaak weinig te doen en hing een beetje rond in Londen. De regering in ballingschap was een clubje stuntels. Jhr. ir. Otto van Lidth de Jeude (1881-1952) hield al vanaf het begin van de oorlog dagboeken bij, die hij vulde met dit soort observaties. Hij was van 1942 tot 1945 minister van Oorlog in de regering in ballingschap. Na de oorlog werd hij lid van Provinciale Staten van Gelderland en bijzonder gedeputeerde. Maar aan het grote werk in het land kwam hij niet meer te pas. Van Lidth de Jeude was te liberaal voor de kabinetten die de wederopbouw ter hand namen.
Hij was voor de oorlog werkzaam bij Rijkswaterstaat, want Otto had civiele techniek gestudeerd aan de Polytechnische school in Delft. Een ongewone keuze voor iemand van zijn komaf; het was gewoner geweest een studie te kiezen die hem als het ware oplijnde voor een bestuurlijke functie. Vader was immers grootgrondbezitter, dijkgraaf, wethouder van Tiel en lid van Provinciale Staten geweest. Het gezin waaruit hij kwam -er waren nog zes zussen- woonde in de winter op de hoek van de Eerste Achterstraat en St. Walburgstraat. Een enorm pand, dat er niet meer staat.
Publicist Huub van Heiningen woonde op die plek. In de zomer verbleef de familie in het buiten, huize De Groote Brug aan de Linge, net even verder van wat nu bedrijventerrein Medel heet.
Hij werkte onder meer voor een baggermaatschappij en reisde regelmatig naar China. Een van zijn grote vooroorlogse verdiensten was, te beschrijven hoe het Amsterdam-Rijnkanaal langs Tiel richting Rijn zou moeten lopen. Maar hij was ook verantwoordelijk voor de nieuwe Wegenverkeerswet. Hij was namens de liberale partij De Vrijheidsbond na een ministerschap lid van de Tweede Kamer. In het oorlogskabinet voelde hij zich niet zo geschikt voor zijn taak, hij zag zich meer als minister-president. Echt gelukkig was hij in die tijd niet: hij werd een paar keer aangehouden wegens openbare dronkenschap. Namens de regering tekende hij het verdrag met de geallieerde opperbevelhebber Eisenhower, dat regelde dat er militair gezag zou gelden na de bevrijding. Al in 1944 was hij terug in Zuid-Nederland, als kwartiermaker voor de terugkeer van de regering.
Reacties zijn gesloten.