Er ligt een sfeervolle tuin achter het huis aan de Lingedijk 74 waar schrijfster Etty Hillesum zo rond 1918 als kleuter woonde. Je kunt je voorstellen dat ze er speelde, of dat ze de bomen achter zag en wegdroomde. Verder herinnert er niets aan de schrijfster van een van de belangrijkste Joodse dagboeken die in Nederland in de Tweede Wereldoorlog werden geschreven.
Haar vader Louis Hillesum was docent klassieke talen aan het gymnasium in Tiel, een betrekking die hij aannam nadat hij op het gymnasium van Hilversum ordeproblemen kreeg als gevolg van doofheid aan één oor. Hij was een kleine, stille man, vol erudiete humor. Moeder Riva Hillesum-Bernstein kwam uit Rusland en komt uit de biografieën naarvoren als druk, extravert en chaotisch.Hun dochter Etty zou pas lang na haar dood in Auschwitz in 1943, ze was toen 29, echt bekend worden.
Ze studeerde rechten en Slavische talen in Amsterdam en begon in 1941 met een dagboek, dat ze bijhield tot in 1943. Waarschijnlijk deed zij dit op aanraden van de psychochiroloog Julius Spier als een vorm van therapie. Het schrijven in deze dagboeken was voor haar echter niet alleen een kwestie van psychische hygiëne, maar ook een opstapje om schrijfster te worden. Zij had de droom om na de oorlog als kroniekschrijfster vast te leggen wat zij had meegemaakt. In haar dagboeken en brieven probeerde zij zo nauwkeurig mogelijk weer te geven wat zij voor zich zag gebeuren in bezet Amsterdam.
Zij moet zich echter hebben gerealiseerd dat haar kansen om deze droom werkelijkheid te laten worden, zeer klein waren. Zij maakte zich niet veel illusies hoe het met haar zou aflopen, wanneer zij naar Polen werd gedeporteerd. Daarom probeerde zij op een bijzondere manier om haar geschriften niet tegelijk met haar te laten verdwijnen. Ze schreef twee brieven over de toestanden in Westerbork, de eerste in december 1942, de tweede op 24 augustus 1943. Die werden illegaal en onder schuilnaam uitgegeven. Ze werd ook de secretaresse van Julius Spier, en zijn vriendin, al bleef er altijd een zekere afstand, volgens biografen. Haar dagboeken legde ze vast in zeven dikke schriften, waarvan er uiteindelijk zes de oorlog overleefden en in delen verschenen vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw.
Ze beschrijft hoe moeilijk het leven voor Joden in Amsterdam is, maar blijft een voor haar tijd onconventioneel en dwars denker. Ze weigerde ook onder te duiken en ging werken voor de Joodse Raad. Etty Hillesum trok als sociaal werker voor Joden die op transport werden gesteld naar kamp Westerbork, ook daar schreef ze over. Dat ging goed tot juni 1943, haar privileges als lid van de Joodse Raad werden afgeschaft en ze was plots een gewone kampbewoner. Bij een razzia werden haar vader, moeder en broer opgepakt en naar Auschwitz-Birkenau gebracht, waar ze werden vergast. Moeder had nog een brief geschreven aan SS-leider Rauter met een verzoek om privileges. Etty Hillesum stierf in hetzelfde kamp op 30 november 1943.
bron oude afbeeldingen: collectie Joods Historisch Museum
Reacties zijn gesloten.