Taal van klei en water
Door Walter Post op donderdag 17 september 2015, geplaatst in Historie. Onthullen ‘Bank van Hannes’ op 14 juni 2003
Hannes van den Hatert, de oude verteller uit Ochten, schreef zijn cursiefjes altijd in dialect. Nog steeds is zijn unieke beheersing van het Ochtens dialect te bewonderen in oude kranten en streekboeken. Er zijn nog wel mensen die het Betuws spreken, maar ik ken er verder geen die het ook schrijven. Hannes heeft niet voor niets meegewerkt aan publicaties van het Meertens Instituut.
Het is ook een lekker dik dialect, dat Betuws. Het lijkt erop of elke hoek van het gebied weer een andere intonatie heeft. Van het scherpe en knauwerige van Meteren of Deil naar het bijna Utrechts klinkende Culemborgs van Moeder Marie, een van de hartelijkst klinkende vrouwen die ik daar ooit tegenkwam. Heel lang geleden al was ze in vuur en vlam van die volkszanger Frans Bauer, een enthousiasme dat ze luidkeels op z’n Culemborgs beleed. Ook tijdens het opscheppen van soep met balletjes voor me. Het ‘jochie, jochie’ was niet van de lucht.
In Geldermalsen kwam ik vanuit het Brabantse rond 1983 terecht. Mijn overbuurman was de plaatselijke smid. Een legendarisch man, die ik echter maar zelden heb horen spreken. Een oude kameraad van hem wel: meneer Ganzeman. Die vertelde me hoe de smid en hij, getooid met een overall, riem en elke een oude Hollandse legerhelm, na de oorlog de NSB-burgemeester van Geldermalsen uit zijn woning haalden en over de Koppelsedijk naar de trein marcheerden. Ze waren in het verzet en vormden een plaatselijke knokploeg die tijdelijk het gezag was. Hoe ze zin hadden hem eens flink af te drogen, maar dat uit fatsoen niet deden. Nou ja, één knal voor zijn kop toen hij niet door wilde lopen, die Haagse gluiperd. Ganzeman sprak mooi Geldermalsens, rond, met diepe stem. Hij woonde indertijd op het terrein van de voormalige ‘bollekesfabriek’ in een kleine woning. Later is een straat in de nieuwbouwwijk Kalenberg naar hem genoemd. Maar niet naar de smid van de Kerkstraat.
Je hoort het steeds minder, dat dialect. Als ik zou moeten schatten, denk ik dat het nog het best bewaard is gebleven in de ‘autochtone’ delen van het gebied, plekken waar relatief weinig import is komen wonen en waar de huizen veelal in het veld liggen. Ik was daar onlangs bij een fruitteler op bezoek en beleefde wat ik nog maar zelden heb: ik moest een paar keer vragen wat hij nou precies zei, het was voor mij even niet te verstaan. En dat zijn momenten waarop ik geniet. Want niet alleen het Betuws landschap is mooi, ook die taal van klei en water.
Reacties zijn gesloten.