Muziekcollege uit 1609
Muziekcollege uit 1609
Als een van de eerste steden in Nederland had Tiel al in 1609 een “muziekcollege”. De statuten ervan zijn bekend, maar werkwaardig is, dat er overigens van dit illustere gezelschap in de archivalia niets meer te vinden lijkt te zijn.
De opkomst van de “collegia musica” in de eerste helft van de 17e eeuw is een keerpunt in de muziekgeschiedenis. Door de Reformatie was er in de kerk, voorzover het om zang en muziek ging, slechts ruimte gebleven voor psalmen. Door de opkomst van de amateuristische muziekbeoefening kreeg het orgel voor het eerst een zelfstandige functie. Door de collegia, bestaande uit leden die zich de aanschaf van dure instrumenten konden veroorloven, is ook de volkszang naar een hoger niveau getild. De dames en heren lieten zich graag met die instrumenten vereeuwigen door beroemd geworden schilders.
Jan Miense Molenaer Muziekgezelschap plm 1635 Mogelijk zelfportret met zijn gezin.
De leden van het Tielse muziekgezelschap, dat “Sint Ceciliagilde” heette, lieten vastleggen dat zij “liefhebberen der vrije conste van muisicq” waren. Toch waren zij zeker niet anti-kerks. Een van de “nijhe dekenen” – de Alde Servaes Alardts, was kerkmeester in de Sint Maarten. Het is echter wel denkbaar dat de leidende mensen in dit “gilde” geen calvinist doch remonstrant waren.
Dat sprake is van nieuwe dekenen duidt erop dat het Sint Ceciliagilde in Tiel in 1609 al enige tijd bestond. Dat is opmerkelijk. Utrecht kreeg pas in 1631 een (beroemd geworden) “Collegium Musicum” en dat van Deventer dateerde van 1623. Als oudste muziekgezelschap van ons land geldt het “Caecilia-Concert” in Arnhem, dat werd opgericht in 1591. Mogelijk is, geïnspireerd door Arnhem, al heel kort daarna in Tiel het Sint Ceciliagild opgericht als tweede muziekcollege in ons land.
Er zijn verbanden. Uit een studie over het Arnhemse college ( te vinden via https://play.google.com/store/books/details?id=bMwR25CjCc8C&rdid=book-bMwR25CjCc8C&rdot=1) blijkt dat de eerste statuten verloren gingen, maar dat in 1616, als de tweede statuten werden opgemaakt, niemand minder dan Carl Vijgh, heer van Zoelen, voorzitter is. Deze raadsheer had verschillende banden met Tiel.
Er zijn overeenkomsten in beider statuten. Ze vertellen niets over het musiceren, verraden dat er tijdens de bijeenkomsten gegeten en fors gedronken werd, en lijken opgesteld te zijn om ruzies te voorkomen. Maar er zijn ook opvallende verschillen. In Arnhem wordt het mes gebruikt om lekkernijen als gestoofd vlees, gebraden hoenderen, snoek, noten, suikergebak etc. etc. in gelijke porties te verdelen, terwijl er in Tiel nauwelijks wordt getafeld en degene die een mes trekt twee tonnen bier als boete dient te betalen.
De Tielse statuten oftewel de “gildtbrief” van 23 november 1609 met daaronder een transcriptie.
Anders dan in Arnhem heeft het Tielse muziekcollege nog de structuur van de oude ambachtsgilden, zodat de bestuurders zich dekenen noemden. Het gezelschap had niet minder dan vier dekenen en zal dan ook wel uit minimaal 18 personen hebben bestaan. Het Ceciliagildt kwam bijeen in het grote huis van Jacob van de Steenhuis, dat stond op de hoek van de Koornmarkt en het Kerkstraatje.
Ook de vier dekenen zijn gemakkelijk te traceren; ze behoorden tot de meest vermogende Tielenaren. Johan de Cock van Oppijnen bewoonde het Hof van Arkel en leende grote sommen gelds uit aan verschillende Tielenaren. Servaes Alards woonde aan de Kleibergsestraat en de beide anderen hadden een groot huis aan het Hoogeinde. Over het viertal zijn allerlei gegevens te vinden, maar ze treden in de archivalia (voor zover mij bekend) niet meer gezamenlijk op.
Ongeveer dertig jaar geleden heb ik de “statuten” al eens gefotografeerd en sindsdien informeerde ik links en rechts of iemand wel eens iets gezien had van het Tielse muziekcollege uit 1607. Zonder resultaat. Maar er zijn nog veel archivalia met b.v. testamenten e.d. niet of nauwelijks bestudeerd. Tips zijn welkom.
Reacties zijn gesloten.