Wat is een naam 7; ANTWERPEN
Door Huub van Heiningen op zondag 12 juni 2016, geplaatst in Openbare ruimte, Historie. Weerstraat 13 tm 19; rechts het pakhuis van Lebbink
Op de plek in de Weerstraat waar we nu het karakteristieke magazijn van Lebbink vinden (no 19) stond ooit een befaamde herberg waar Antwerpen uithangt. Maar dat uithangbord hing er niet alleen. Het pand van de buurman no 17 heette Den Peperkoeck en daar vlak naast, op no 13, stond weer een soort bazar die de aandacht vroeg met de naam tRadt van Aventuren.
Zoals nagenoeg alle panden aan deze flank van de Weerstraat, hadden ook deze drie met een uithangbord getooide panden een achterkant op wat nu Het Plein is. Dat plein was oorspronkelijk een binnenhaven van origine de monding van de Dode Linge en daardoor ook de juridische scheiding tussen de stad Tiel en het dorp Zandwijk. In de tweede helft van de 17e eeuw is begonnen met het dichten van die binnenhaven en kort daarna begint dan een verschuiving van de economische ontwikkelingen vanuit de Weerstraat naar het Plein.
Die ruimtelijke ontwikkeling is het duidelijkst te volgen op de locatie van het Lebbink-magazijn. Daar stond weleer de herberg Antwerpen. De naam verschijnt rond 1600 in de archivalia en zou te maken kunnen hebben met de z.g. Spaans Furie van 1576, die in de pas Staats geworden noordelijke provincies grote indruk maakte. De Spanjaarden moordden en plunderden toen in de rijke koopmansstad Antwerpen zo gruwelijk dat de stad de gevolgen niet meer te boven kwam.
Het moet een druk beklante herberg zijn geweest want Willem Fredericks Monich, weert in Antwerpen kwam nogal eens in het nieuws omdat er b.v. gasten waren die anderen beledigden en voor de rechter moesten verschijnen. Vanaf 1645 werd Henrick van Hattem waard in Antwerpen, maar hij kon als gevolg van de Franse bezetting in 1672/74 als zodanig het hoofd niet boven water houden zodat zijn herberg werd verkocht aan Hendrick van Ooyen. Die was vooral houthandelaar en liet achter Antwerpen aan het Plein houtschuren bouwen. In 1793 werd het hele complex voor 2600 gld verkocht aan Hermanus Roesink en zijn echtgenote Johanna Wijnhof. Die lieten aan de Pleinkant op de plaats van de houtschuren de herberg en uitspanning Het Heerenlogement bouwen, waarna Antwerpen werd afgebroken. De vrijgekomen ruimte werd achteringang van het grote gebouw aan het Plein (zie kadasterkaart 1833). Dat open terrein werd in 1893 verkocht aan Gerrit Lebbink die er onder regie van de architect Gobel Formijne het karakteristieke magazijn op liet bouwen.
Den Pepercoeck het pand ernaast was in de eerste helft van de 17e eeuw de bakkerij van Daniel Michielsen en Aelken Jans. Van hen ging het bedrijf in 1696 over aan de bakker Peter Besier en zijn echtgenote Maria Cornelissen. In 1739 werd den Peperkoeck door Peter overgedragen aan zijn schoonzoon Jan van Brenck, gehuwd met Lamberta Besier. Maar die was schoenmaker. Na Jans overlijden werd het pand in 1757 als verlaten boedel geveild en gekocht door Peter Mom, getrouwd met Cornelia van Gulick. In 1801 werd het verkocht aan Hendrik Jan van Elten en Adriana Groenendonk en die droegen het in 1819 over aan de juwelier Christiaan Brunings. Er was ondertussen op dezelfde kavel een woonhuis aan het Plein bij gekomen, maar van de naam Peperkoek was al lang geen spoor meer te bekennen.
De naam tRadt van Aventuren volgens Van Lennep en Ter Gouw veel voorkomend in ons land duikt in de archivalia al vóór 1600 op. Het is dan de allerhande winkel van Anthony van Wely en Ermken Fransdochter. Een bestaan leverde die bazar kennelijk niet op, want de volgende uitbater, Geurt Jansz Smael, gebruikte tRadt van Aventuren als onderpand voor de aankoop van een caeghschuyt. Het pand wisselde relatief snel van eigenaar of gebruiker en het blijkt dan steeds een winkel voor allerlei zaken te zijn. Bij het transport ervan in 1668 door Jan Schut en Elisabeth Marckus gaat het ook om gegoten en ongegoten lood, schilderijen, hangsloten en schoenmakersgereedschap. In 1710 als het namens Hendrik van Maastricht wordt geveild, gaat het ook om een winkelblok, bijl en slachtgereedschap. In 1743 is het van Hendrik Houtsager en Helena de Swager, die het tot Hendriks overlijden in 1800 exploiteerde. Via de familie Van Vleuten kwam het in handen van Willem van Hattem, die in 1855 vergunning kreeg en een bakkerij in te beginnen.
Een stukje van de kadasterkaart van 1833. De open plek waarop Lebbink in 1893 zijn pakhuis zou laten bouwen, is nog ingang van het Heerenlogement aan het Plein
Reacties zijn gesloten.