Dus toch ……
Door Huub van Heiningen op woensdag 13 april 2016, geplaatst in Openbare ruimte, Historie.
Een al lang smeulend donkerbruin vermoeden lijkt bevestigd te worden. Onderzoek in wat oudere delen van het stadsarchief maakt duidelijk dat het Scheidingsstraatje ooit een heel wat profaner naam had. Het heette Schijtstraatje en het stadsbestuur – altijd gevoelig voor PR – heeft enkele malen gepoogd het centraal in de stad gelegen steegje een wat frisser naam te geven.
Rond 1700 maakte het stadsbestuur er Rozemarijnstraatje of Boogstraatje van. Maar in de volksmond bleef het Schijtstraatje. Het lijkt er veel op, dat het college van B&W in 1840 bij het pogen van die naam af te komen, handig gebruik maakte van het feit dat de “Afgescheidenen” (die in 1834 uit de Hervormde Gemeente waren gestapt) hier kerkten door de naam Scheidingsstraatje in te voeren.
Er is vaak gezocht naar de oorsprong van deze straatnaam en ik heb daar braaf aan meegedaan. Verondersteld is dat het straatje zijn naam dankt aan het feit dat het als scheidingslijn diende tussen twee tariefzones voor de zakkendragers, die vanuit de haven turf en kolen thuisbezorgden bij de Tielenaren. Het reglement waarin dit duidelijk wordt vastgelegd dateert echter van 1849. Dat sluit echter geenszins uit dat het straatje al veel eerder scheidingsgrens tussen twee tariefzones was. Vooralsnog blijven dus de twee verklaringen voor de naam Scheidingsstraatje valuabel.
De oude naam ligt voor de hand. Zoals dat ook bij andere Tielse steegjes het geval was, had het Scheidingsstraatje geen voordeuren. Er waren achteruitgangen te vinden en hoogstens een enkele deur van een werkplaats of schuur. Ook geen woonkamervensters die erop uitkeken. Een ideale plek dus voor iemand die aandrang gevoelde.
Uit de geschiedenis van de openbare hygiëne weten we dat in vroeger eeuwen iedereen zijn behoefte deed op of aan de openbare weg en op het moment dat hij of zij aandrang voelde. De steegjes waren daarvoor populair en omdat doorgaans alleen een flinke hoosbui wat opruimde, kon het er flink stinken.
Wie rond 1700 in het Tielse stadhuis op het idee kwam er Rozemarijnstraatje of Boogstraatje van te maken is niet meer na te gaan. De tweede naamt komt slechts een enkele maal voor in de stukken – de eerste beklijfde. De Rozemarijn was in vroeger tijden het symbool voor wat rein en verheven was en naamzoekers neigen wel vaker naar het tegengestelde. Toen er nog in tonnetjes werd gekakt, heette de wagen waarmee die werden opgehaald “de Boldootkar” naar het ooit befaamde reukwater. In Tiel zelf konden er in dit opzicht ook wat van. Aan de gemeenteraad werd ooit voorgesteld het straatje langs de toen nog volop in bedrijf zijnde azijnfabriek Azijnstraat te noemen. Maar de raadsmeerderheid maakte er Honingstraat van.
Stukjes uit de gerichtssignaten van 1632 en 1700 waarin sprake is van het Schijtstraetie.Een Engelse tekening uit het eind van de 18e eeuw, die de spot drijft met de spreekwoordelijke reinheid in de Hollandse steden.
Reacties zijn gesloten.