Oude Bekenden 45: de cultuurman met een tropenhart
In de jaren negentig zag ik hem regelmatig naar het regionaal archief in de Agnietenstraat fietsen, was het vrijdag, dan was het denk ik naar de Groote Sociëteit. Een wat formeel geklede heer, bescheiden, in zichzelf gekeerd, op een hoge fiets die duidelijk decennia oud was. Bob Barendsen (1926-2009) was van een on-Betuwse chique.
Gepoetste schoenen, soms een streepjesbroek, koffertje, altijd in pak. Wie niet beter wist, zag een beeld dat niet overeenkwam met het rijke en drukke leven dat op dat moment achter hem lag. Hij was jurist, was militair geweest, consul namens het land in India, directeur van scheepvaartmaatschappijen in India en Indonesië. En ook militair op Java in de tijd dat Indonesië vocht voor zijn vrijheid van koloniale overheersing.
Hij was een erudiet man, geboren in Amsterdam en als jurist opgeleid in Leiden, en erg geïnteresseerd in cultuurhistorie, zijn woning sinds 1981 was kasteel Soelen, waar hij belangrijk was in niet alleen de restauratie van het gebouw, maar ook veel inbreng zou hebben bij de herinrichting van het landgoed en het Zoelense bos. De wandelingen die wij nu kunnen maken, zijn door Barendsen’s inzet mogelijk.
Een heer van stand, kasteelheer werd licht glimlachend wel gezegd. Natuurlijk was hij lid, en een tijdlang secretaris, van de Groote Sociëteit, en bestuurslid van de Vereniging Oudheidkamer. Hij zette de stichting Vrienden van het Stadsarchief Tiel op, was juridisch adviseur van de Milieuwerkgroep Tiel, de stichting die ter Navolging onder zijn hoede had, en was lid voor het leven van musea in Zuid-Afrika en India, waar VOC-monumenten als forten en begraafplaatsen werden beschermd.
Barendsen was mede-oprichter van de stichting Stadsherstel Tiel, die een aantal panden in de stad opkocht en restaureerde, in de wetenschap dat de bouwwoede van het gemeentebestuur meer kapot maakte dan aan belangwekkends op gebied van stedenbouw aan het toevoegen was. Persoonlijk voorzag hij de stichting van een renteloze lening, zodat aankopen konden worden gedaan. De stichting kon zo bijzondere panden kopen, restaureren en weer verhuren, in de Kerkstraat, aan het Kalverbos, maar ook het dijkmagazijntje aan de Ophemertsedijk. Door zijn inspanningen kwam ook het slachthuis net buiten het centrum en het Panhuys aan de Beatrixlaan op de gemeentelijke monumentenlijst, als zeldzame stijlvoorbeelden van de Amsterdamse School van architectuur.
De lijst is ellenlang, maar Barendsen, ongetrouwd gebleven, had tot zijn pensionering in 1991 ook ‘gewoon’ werk bij het Zuiveringschap Rivierenland, als hoofd van de afdeling bestuurlijke en juridische zaken. Zijn hart lag in de tropen, en bij scheepvaart, maar zijn gezondheid dwong hem in 1976 terug te keren naar Nederland. Barendsen maakte het gereedkomen van het laatste door de stichting Stadsherstel gerestaureerde pand nog mee, een winkel met woning aan de Weerstraat. Daar sprak ik hem, een frêle man met zachte stem, die met je converseerde op een kalme, beheerste en -raar woord- vooroorlogse manier die rust en vertrouwen gaf.
Reacties zijn gesloten.