Hardrijders
Door Huub van Heiningen op woensdag 11 november 2015, geplaatst in Historie. De allereerste bon voor een de toegestane snelheid overschrijdende automobilist zou in 1906 zijn uitgeschreven.
In juli 1789 kwamen er in Tiel voor het eerst verkeersborden om hardrijders te waarschuwen. Het was een simpel bord, dat meer dan honderd jaar in gebruik bleef. Pas rond 1896 kwam daar een nieuw bord bij dat een kort leven was beschoren. Vanaf die tijd verschenen er ook gemotoriseerde voertuigen in de Tielse straten en dat was het startsein voor een gestaag groeiend aantal borden om de weggebruiker tot snelheidsbeperking te manen.
In de Tielse binnenstad wordt ik nogal eens staande gehouden door een oude vriend die zijn prevelement doorgaans begint met “Ge wit nogal veul van Tiel hè?” Een reden om op mijn qui vive te zijn want ik weet natuurlijk dat één gek meer vragen kan stellen dan honderd wijzen kunnen beantwoorden. Maar hij is bepaald niet gek en hij weet hoe moeilijk het voor me is een uitdaging te laten liggen. Meestal gaan we dan ook uit elkaar met een belofte mijnerzijds het antwoord effe op te zoeken.
Hij wees een week of wat geleden met een breed gebaar op wat hij een oerwoud aan verkeersborden noemde. “Mot je zien wat hier allemaal staat. Maar als ik op een oude ansichten of oude foto’s van Tiel zoek, zie ik nooit verkeersborden. En dan vraag ik me af: wanneer is die gekkigheid eigenlijk begonnen.
Dat vereiste een speurtocht in de besluiten van het stadsbestuur. In de stukken van de 17e en 18e eeuw zijn wel aanrijdingen te vinden: een kind dat van de hooiwagen viel, een oude vrouw die onder de paarden van een karman was terecht gekomen etcetera en dan kreeg de man die de teugels had bediend het verwijt te hard gereden te hebben. Zolang er maar geen opzet in het spel was kreeg de veroorzaker van het ongeluk geen straf. De schepenbank of de magistraat verlangde simpelweg dat de dader zijn slachtoffers genoegdoening zou geven; als er geprocedeerd werd ging het om de hoogte van de schadevergoeding. Er werden ook zeer regelmatig placaten op de stadspoorten en kerkdeuren geplakt waarin werd gewaarschuwd tegen te hard rijden. Maar van verkeerborden was geen sprake.
Totdat in juni 1789, juist nadat weer zo’n waarschuwing was aangeplakt, door Hannes van Mook met zijn kar een kind van Jan van Ewijk werd aangereden. Het kind werd daardoor invalide en voerman Van Mook moest enkele maanden later 64 guldens betalen voor het “cureren” door de chirurgijn en medicamenten. Van een vergoeding voor “pijn en smerte” werd afgezien – waarschijnlijk omdat dader en slachtoffer familie van elkaar waren. Maar het ongeval had kennelijk nogal wat opzien gebaard, zodat de magistraat een onderzoek gelastte en na deliberaties besloot een vijftal borden aan te schaffen, “zoals die tegenwoordig ook al in enkele steden in gebruik zijn genomen”. Die borden zouden op een paal aan de buitenzijde van de stadspoorten worden aangebracht. “MAXIMUM SNELHEID 10 KM PER UUR” stond er op. Het is mogelijk dat de oorspronkele tekst door de invoering van het metrieke stelsel in de Franse tijd is overgeschilderd. Wie het weet mag het zeggen.
Die ronde zwarte borden met witte tekst zijn heel lang in gebruik gebleven en kennelijk ook wel eens verplaatst naar de binnenzijde van de Waterpoort. Want het bord is te vinden op oudere ansichten van de Waterpoort gezien vanaf het Plein. Daarop staat het aan de linkerzijde tegenover het pissoir. De opnamen zijn echter doorgaans zo beroerd dat de tekst, ook met uitvergroting niet te lezen is. Dat is wèl het geval op een oude foto van zo’n oud bord, dat voor de Zandwijkse poort stond.
Ze hielden het monopolie tot in het laatste decennium van de 19e eeuw toen niet alleen de automobile maar ook het rijwiel in het straatbeeld verscheen. Wetgeving speelde daar voor het eerst op in. In alle stadsarchieven zijn nog de “plaatselijke politieverordeningen” te vinden, die zoals in Tiel verboden “op straten en wegen sneller dan in korte draf te rijden of sneller dan een paard zich in korte draf voortbeweegt een rijwiel te berijden of met een door mechanische kracht voortbewogen voertuigen te rijden” (1903). Al in 1899 werd er in nieuwe vastgestelde tarieven ook rekening gehouden met het automobiel.
Het paard bleef echter vooralsnog de maatstaf der dingen. In gedetailleerder verordeningen uit die jaren staat bijvoorbeeld dat een wielrijder die een bespannen koets ziet naderen, moet afstappen en aan de linkerkant van de weg naast zijn voertuigje moet gaan staan, dat zich aan de berm- of stoepzijde moet bevinden. Hij moet zijn rijwiel stevig vasthouden en soms staat er bij dat de wielrijder een eventuele hoed moet afnemen. Dat had, zo werd het voorgesteld, niets te maken met “notabelenwetgeving”. Het paard kon immers ook door een afwaaiende hoed aan het schrikken worden gebracht.
Tegen het einde van de 19e eeuw kreeg het oude zwarte bordje er in Tiel een nieuw fenomeen bij. Het stadsbestuur hing boven de plaats waar de Kerkstraat de Vleesstraat/Gasthuisstraat kruist een groot bord om de weggebruikers erop attent te maken dat ze het gevaarlijkste kruispunt van Tiel naderden.
Daarbij bleef het tot de nationale wetgever in 1905 standaard verkeersborden invoerde, die nogal afweken van wat er tot dan toe in Tiel gebruikt werd. Als die nieuwe borden al zijn aangeschaft is het echter in beperkte mate geweest. Want ze zijn niet of nauwelijks te vinden op de ansichten uit “de tijd dat Tiel nog mooi was”, zoals het soms heet.
Tussen de beide wereldoorlogen was Tiel een rustig stadje en het oerwoud aan verkeersborden van mijn vragensteller is dus pas geplant en tot wasdom gekomen na de Wederopbouw. Toen behoorde echter ook het tijdperk van de mooie ansichten tot het verleden.
Het originele bordje zoals dat aan de Zandwijkse poort stondHet dubbelzijdige bord in de VleesstraatDe eerste algemene verkeersborden die in 1906 werden ingevoerd
Reacties zijn gesloten.