Hoerenjong
Door Huub van Heiningen op woensdag 23 september 2015, geplaatst in Historie.
Het jeugdige regionaal archief is in alle opzichten mooier en biedt veel meer faciliteiten (wat de meeste Tielenaren nog niet ontdekt hebben), maar enige heimwee naar het oude archief aan de Agnietenstraat zal ik nimmer kwijtraken. Het heette ‘mijn tweede huiskamer’ en ik heb er zo veel herinneringen aan.
Het moet al weer bijna tien jaar geleden zijn dat ik vanuit dat archief werd gebeld of ik even wilde komen. Want de medewerkster had een opgewonden dame aan de balie, die een taal sprak waaraan ze geen touw kon vastknopen.
Het bleek een struise roodharige dame van middelbare leeftijd te zijn, die sprak als een mitrailleur en met een document zwaaide. Met een enige malen herhaald ‘slowly, calm down please’ kon ik haar enthousiame temperen en herkende ineens haar taal – het was onversneden cockney. En ze wond er ook geen doekjes om. Ze was ongeveer een halve eeuw eerder geboren in een volkswijk achter de Londense Veehallen. Moeder had haar afgestaan en ze was opgegroeid in inrichtingen, waarin mogelijk ook Olivier Twist nog de roede had gevoeld.
Als jonge meid was ze tegen de liefde van haar leven aangelopen – een stoere levenslustige Dutchman, die in Londen op vakantie was. Het had onmiddelijk geklikt en ze was met hem samen geëmigreerd om in Nieuw-Zeeland een nieuw leven op te bouwen. Ze woonden nu al jaren samen in een dorpje bij Wellington.
Maar de relatie was verbleekt. Haar Dutchman lustte er wel pap van en maakte ook ruzie als hij niet beschonken was. Dan vlogen ze elkaar in de haren en er was ook wel eens een klap gevallen. Maar het ergste was dat hij haar voortdurend uitschold voor hoerenjong. Uiteraard begreep ze wat dat betekende en ze werd er keer op keer diep door gegriefd. Temeer omdat ze wel eens naar zijn komaf had gehengeld maar nooit verder was gekomen dan zijn mededeling dat zijn vader een bekende Tielenaar was.
Ze gaf me haar – waarschijnlijk via internet vergaard – document te lezen, dat een doopbewijs bleek te zijn waarop in de marge een in het latijn gesteld verhaaltje was gekrabbeld. Daarom was ze er al mee bij de pastoor geweest, maar die had er kennelijk zijn handen niet aan willen branden en haar naar het stadsarchief verwezen.
Het was niet eens zo moeilijk te lezen. Er werd in verteld dat haar bedgenoot door een Tielse caféhouder was verwekt bij zijn dienstbode. Het kind was geboren in een Rotterdamse inrichting maar vervolgens toch in Tiel netjes katholiek gedoopt. Maar de caféhouder had bij zijn wettige ega nog een heel stel kinderen en om het gezin niet in opspraak te brengen was de boreling elders opgevoed.
Ze viel me onverhoeds en huilend om de hals. ‘Nou kan ik tenminste iets terugzeggen – hij is himself a son of a bitch too’. Haar vreugde werd nog groter toen ik haar vertelde, dat het café waarin manlief was verwekt, nog altijd bestaat. Want ze had een camera meegebracht en nou moest ze dus naar de plek des onheils.
Onderweg naar De Amstelhoek voelde ik dat er een bepaalde band tussen ons was ontstaan en daarom leerde ik haar het zinnetje ‘de pot verwijt te ketel’ correct uit te spreken. Toen we, voor het café aangekomen, ik haar voorstelde gewoon naar binnen te stappen en er een kop koffie te drinken, kwam ze echter tot de ontkenning, dat ze, om tijdig op Schiphol te kunnen zijn, de trein moest halen. Rennend naar het station vertelde ze me nog dat ze een gelukkig mens was geworden. ‘Morgenavond laat kom ik thuis en zal ik het zeggen: de pot verwijt de ketel.
Toen ze eenmaal uit zicht verdwenen was constateerde ik dat in alle consternatie volkomen vergeten was haar naam en adres te noteren. Want ik had eigenlijk best willen weten hoe het afgelopen was. Nu ik daar waarschijnlijk nooit achter zal komen, verbeeld ik me maar dat ik door het in evenwicht brengen van de kennisbalans een relatie heb gered.
Reacties zijn gesloten.