Over de mensen in de Prehistorie weten we alleen iets vanuit de archeologie. Daardoor weten we veel ook helemaal niet. We weten niet wat ze voor taal spraken, we kennen hun namen niet. We weten wel hoe hun goden werden uitgebeeld en hoe de mensen begraven werden, maar niet hoe die goden waren en waarom men koos voor een bepaalde wijze van begraven. Dat maakt het inrichten van een museum een hele lastige klus. Maar dat is in het Flipje- en Streekmuseum prima gelukt. In de vorm van een drieluik is deze periode duidelijk in beeld gebracht.
Fotoalbum onder de tekst
Het oudste dorp
Het grootste deel van de Prehistorie leefden de mensen van jagen en verzamelen. Zij volgden dieren die ze wilden vangen en plukten uit de natuur de dingen die eetbaar waren. Ongeveer 10.000 jaar geleden veranderde dat in het Midden-Oosten. Daar gingen mensen dieren temmen en fokken. Om ze te gebruiken of op enig moment te slachten. Ze gingen planten verbouwen om die te kunnen gebruiken. Deze gebeurtenis wordt tegenwoordig de “agrarische revolutie” genoemd. Vanuit het Midden-Oosten kwam deze heel langzaam naar het westen van Europa. Tot voor kort ging men er van uit, dat de eerste landbouw in Midden-Nederland rond 3600 v.Chr. kwam. Tot de opgravingen in Medel alles veranderden!
Op Medel werd een dorp gevonden dat 6400 jaar oud was. Dat betekent dat de mensen er al 700 jaar vroeger dan gedacht aan landbouw deden en dieren hielden. In het museum is een weergave van het landschap van Medel rond 4200 v.Chr. te zien. Uit de vondsten die er bij te liggen en staan, weten we welke soorten graan ze verbouwden. Vermoedelijk werd er brood van gebakken of pap van gemaakt. We weten dat de mensen hun gebruiksvoorwerpen van steen of hout maakten en hun huizen van hout bouwden. Van hout vindt men alleen maar sporen in de grond, maar daaruit is dan wel te zien, hoe groot hun huizen waren. Van aardewerk potten vinden de archeologen wel resten en bij nauwkeurig onderzoek is te zien wat er in bewaard of gekookt werd. Er is heel wat gevonden, ook wilde appels die boven een vuur werden gedroogd. Uit de vondst van botten en schedels kennen we hun dieren zoals varkens.
Dit alles is in het eerste (linker)deel van de nieuwe opstelling te vinden. Door de schitterende afbeelding komt de tijd van 6000 jaar geleden tot leven.
De Tielse zonnekalender
Het oudste dorp verdween al rond 4050 v.Chr. Ongeveer 2000 jaar later woonden er weer andere mensen op Medel. Zij gebruikten voorwerpen uit brons en daarom noemt men deze periode de Bronstijd. Uit deze tijd zijn niet alleen boerderijen gevonden, maar ook drie grafheuvels. Bij het intekenen van de tientallen duizenden fragmenten op kaarten werd duidelijk dat een van de grafheuvels was omgeven door palen en er liep een route van acht palen naar toe. De palen rond de grafheuvel waren zó geplaatst dat de zon op bijzondere dagen van het jaar naar binnen scheen. Daardoor kon men bijvoorbeeld bepalen wat de langste en wat de kortste dag was. Behalve een reconstructie van deze “zonnekalender” is er in het museum ook een heldere toelichting op de werking.
Het lijkt wel zeker dat deze zonnekalender ook een religieus karakter had. Er zijn bijzondere voorwerpen uit brons gevonden die geofferd zijn, zoals een miniatuurbijltje. Daarnaast ook botresten van een geofferd biggetje.
Op enige afstand van de grafheuvel is een graf gevonden waarin meer dan twintig vrouwen zijn begraven. In een van die graven is een glazen kraaltje aangetroffen dat tussen 1950 en 1850 v.Chr. is vervaardigd in het Midden-Oosten. Er moet dus handel zijn geweest over een heel grote afstand.
In dit (midden)deel van de zaal is ook aandacht voor de manier van leven van de mensen. Daarbij is met name gekozen voor voorwerpen, waarmee kleding kon worden gemaakt. Om te beginnen gewichten, waarbij men draden strak kon houden bij het weven. Daarnaast ook bronzen priemen om leer te doorboren en een bronzen kledingnaald. Dat laat zien, dat de mensen niet – zoals vaak gedacht – in beestenvellen gekleed waren, maar zelf kleding maakten.
De Romeinse tijd
In de Romeinse tijd werd wel geschreven, maar bijna alles wat we al heel lang weten, is afkomstig van schrijvers uit het verre Rome, die vaak niet eens in onze omgeving geweest waren. Daarom zijn ook voor die tijd de vondsten van het grootste belang. Uit de teksten en uit vondsten van elders is bekend dat er een eind ten noorden van Tiel langs de Neder-Rijn en de Kromme Rijn de grens van het Romeinse Rijk lag. Deze werd de Limes genoemd. In onze omgeving woonde een stam die Bataven werd genoemd. De vondsten bevestigen dat alles, maar voegen er ook nog heel wat aan toe.
Uit de vondsten blijkt dat er een heel andere beschaving was dan voorheen. Zó zijn er Romeinse munten te zien die de beeltenis van bekende keizers zoals Augustus, Vespasianus, Hadrianus en Constantijn dragen. Heel bijzonder is ook een zalfpotje (balsamarium) met een badhuisscène. Misschien was er zelfs een badhuis in deze omgeving. Vrijwel zeker was er een villa en er is een beschadigd beeld van de Romeinse oppergod Jupiter gevonden dat vermoedelijk op een zuil stond.
De bezoeker van het Tielse museum kan niet alleen zien wat de Romeinen allemaal hadden, ze kunnen het ook ruiken: vissaus (garum), zoete siroop (defrutum) en rozemarijn. Allemaal gebruikt in de Romeinse keuken.
Opmerkelijk zijn Romeinse stenen met opschrift. Zij kwamen bijna altijd uit heiligdommen. Soms weten we dan ook de naam van mensen uit die tijd. Een inscriptie noemt de naam van Valerius Silvester die lid was van de gemeenteraad van de Bataafse hoofdstad Noviomagus (Nijmegen). Die steen werd ooit gevonden in Kapel-Avezaath.
Het vele Romeinse materiaal wijst op een bijzondere samenleving met een multicultureel karakter. Het is alles te veel om te beschrijven. Men moet te gaan zien: in het Flipje- en Streekmuseum in Tiel.
Fotoalbum:
Zie ook: https://detielenaar.nl/nieuws/2025/03/het-vroegste-verleden-van-tiel-in-museum-wereldnieuws/
Reacties zijn gesloten.