DIALECT … Een Scherpslijper
Door Huub van Heiningen op dinsdag 26 januari 2016, geplaatst in Kunst & cultuur, Historie.
Met zijn “ik ben geen schrijver”, waarmee mr. J.H. van Doorne het voorwoord begint in zijn populaire bundel “Achter de Waaldijk” zet hij zijn lezers op het verkeerde been. Toen hij dat in 1938 schreef had hij een zeer tumultueuse levensperiode achter de rug als opiniemaker in “De Telegraaf” en hoofdredacteur/oprichter van een maandblad “Vrij Nederland”. Maar Van Doorne heeft inderdaad zijn kost altijd verdient als belastingconsulent.
De auteur van “Achter de Waaldijk” wekt de indruk in het Rivierengebied geboren en getogen te zijn, maar dat is bepaald niet het geval. Johan Hendrik van Doorne werd 6 februari 1891 geboren in Sint Michielsgestel. Zijn vader was predikant en kwam in april 1895 als zodanig naar Ingen. Maar daar heeft Johan Hendrik slechts drie jaar gewoond – in juli 1898 vertrok het gezin al weer naar Overasselt. Als jong student vertrok hij naar Leiden en nadat hij daar in 1918 doctor in de rechtswetenschappen was geworden ging Van Doornik wonen in Soestdijk. Daar is hij blijven wonen tot zijn overlijden op 7 augustus 1954.
Van Doorne vestigde zich als belastingconsulent en hield als zodanig regelmatig zitting in zijn “bijkantoren” in Doetinchem en Utrecht. Vooral uit de agrarische wereld stroomden zijn klanten toe – aangelokt door zijn deskundigheid en welsprekendheid en misschien ook nog wel door zijn opvatting dat de fiscus met zijn krankzinnige regels eigenlijk een roversbende was. Van Doorne had vanuit deze “grondhouding” uiteraard politieke aspiraties. Hij was mede-oprichter van de Bond van Belastingbetalers en stond bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer in 1922 hiervoor als tweede op de z.g. Radicaal-Economische lijst. Als lijsttrekker en woordvoerder van de Vrijzinnige Bond in zijn woongemeente Soest ontpopte Van Doorne zich als een scherpslijper. Hij wist b.v. voor elkaar te krijgen dat de door GS goedgekeurde gemeentebegroting 1927 door de Raad van State alsnog ongeldig werd verklaard.
In die jaren werd Van Doorne door de oprichter van AVRO, W.Vogt, aangetrokken als secretaris en lid van het dagelijks bestuur. Vanaf die tijd schreef Van Doorne ook regelmatig hoofdartikelen in De Telegraaf, waarin hij bijvoorbeeld een beroep deed op koningin Wilhelmina om een eind te maken aan wat hij zag als grove misstanden bij de belastingdienst. Van nature boterde het niet tussen AVRO en VARA en in 1928 verschenen er ook artikelen in Het Volk over geknoei bij de AVRO. Dan ging het over financiële transacties tussen Telegraaf en AVRO.
Dat werd van kwaad tot erger toen Vogt en Van Doorne ruzie kregen over een principiële kwestie. De “confessionele” regering had plannen om de religies zendtijd te gaan geven en Vogt had de neiging om daartegen samen met de VARA te ageren. Iets waar de “socialistenvreter Van Doorne” zoals hij in de linkse pers heette, zich met hand en tand tegen verzette. Beide partijen zochten steun bij de pers, zodat de kemphanen Van Doorne en Vogt jaren achtereen vaak de voorpagina’s haalden. Van Doorne werd door een krappe meerderheid van de ledenvergadering uit de AVRO gegooid en toen er op 25 november 1930 in De Gelderlander gegevens over misstanden bij de AVRO werden gepubliceerd, die alleen uit het bestuur konden komen, kreeg hij daarvan de schuld. Er werd op suggestie van het ministerie een “Commissie van Onderzoek” gevormd, bestaande uit mr B. de Gaay Fortman, mr C.P.Romme en prof. mr C.W. de Vries. Die commissie rapporteerde dat niet achterhaald kon worden hoe de gegevens bij De Gelderlander waren terechtgekomen, dat er geen bewijzen waren gevonden voor corruptie of fraude, maar vertelde wel “met smartelijke verwondering kennis genomen te hebben” van relaties tussen De Telegraaf en de AVRO waardoor sprake was van wederzijdse beïnvloeding.
De commissie schilderde hoe Van Doorne zelfs door een bezoek aan een minister had getracht de poten onder de stoel van Vogt weg te zagen, maar weigerde zich uit te spreken over de vraag of zijn royement terecht was geweest. Dat was voor hem aanleiding om bij de Rechtbank in Den Haag een proces wegens smaad tegen de AVRO-voorzitter aan te spannen. Dat verloor Van Doorne en in hoger beroep verklaarde het Hof in Amsterdam bij arrest van 20 november 1935 hem niet ontvangkelijk.
Ondertussen had Van Doorne “luistervinken” bijeengeroepen om het genootschap “Vrij Nederland” op te richten dat een gelijknamig maandblad uitgaf. Vooral door de scherpe toon van Van Doorne stootte dat blad velen van zich af en uiteindelijk kwam dat eerste Vrij Nederland in ultra-rechts fascistisch vaarwater terecht. Toen stapte Van Doorne eruit, maar ondertussen had hij kans gezien om zich naast die van socialistenvreter en scherpslijper ook nog de titel “Papenhater” op de hals te halen. Die kreeg hij van de katholieke pers (De Tijd 28 februari 1933) naar aanleiding van zijn betoog tegen het stemrecht van kloosterlingen in “Vrij Nederland”. Hij stelde daarin dat binnen de kloostermuren “het folterrad en middeleeuwse dwangmiddelen werden gebruikt” om de bewoners te pressen “in ganzenmars achter hun superieuren aan op nummer 1 van de R.K. Staatspartij te stemmen”.
Daarna wordt het stil rond Van Doorne, die na de oorlog niet ter verantwoording is geroepen voor steun aan de nazi’s en anderzijds tijdens de oorlog zijn beroep als belastingconsulent kon blijven uitoefenen. In 1936 was hij mede-oprichter van de Vereeniging van Belastingconsulenten en in 1938 verscheen er nog een boek van hem over belastingrecht dat volgens recensies ontsierd werd doordat de auteur ook daarin zijn antigouvernementele stokpaardjes bereed.
In datzelfde jaar lijkt Van Doorne afscheid te nemen van zijn vorig leven door het verschijnen van zijn “Achter de Waaldijk”, waartoe hij zou zijn geïnspireerd door de bij ons al bekende GJP. Recensenten die hem kenden gaven blijk van enige verbazing. De Gooi en Eemlander b.v. schreef “Van Doorne, tot nu toe alleen bekend om zijn publicaties over belastingvraagstukken heeft nu een aardige reeks schetsen van het Betuwsche platteland samengebracht. Het zijn geestige verhalen, waarin men een verfrisschende dosis goeden boerenhumor aantreft”
Die karakteristiek geldt nog altijd. Zijn verhalen werden zo populair dat het boek nog voor de oorlog een tweede druk beleefde en in 1947 herdrukt werd met vrolijke tekeningen van S. Kraay. In die derde druk kondigt de auteur een nieuw vervolgboek aan maar dat tweede deel is er niet meer van gekomen.
We laten hier de auteur zelf aan het woord via zijn inleiding bij de derde druk en presenteren vervolgens een van de 42 verhalen uit die druk. Met goed nieuws voor de liefhebbers van het genre: het boekje wordt op vele plaatsen voor een paar euro te koop aangeboden.
Een tekening die Louis Raemaeker in 1938 maakte in overleg met Van Doorne bij diens hoofdartikel in De Telegraaf
Reacties zijn gesloten.