DIALECT … G.J.P. (1)
Door Huub van Heiningen op dinsdag 22 december 2015, geplaatst in Kunst & cultuur, Historie. G.J.Peters, geschilderd door H.C. van Mourik
Gerrit Jan Peters (1885-1957) – zonder twijfel de bekendste Tielse “stukjesschrijver” uit de eerste helft van de vorige eeuw, lijkt geplaagd te zijn door een identiteitscrisis. Hij schreef een boek vol herinneringen aan Tiel (“Tiel omstreeks 1900”) en in het door hem in 1922 gecomponeerde Tielse volkslied dichtte hij in Tiel het licht aanschouwd te hebben. Ten onrechte. Hij werd geboren in Heerjansdam en heeft slechts een betrekkelijk gering aantal jaren in Tiel gewoond.
Zijn affiniteit met de Betuwe moet GJP van huis uit hebben meegekregen. Zijn vader, Dirk Peters, kwam uit Lienden en zijn moeder – Geertje Schimmel – uit Drumpt. Het gezin Peters verhuisde in 1886 van Hazerswoude naar Bussum en in 1887 vandaar naar Den Haag. Simpelweg omdat vader Peters, koetsier van beroep, het werk moest opzoeken. Zijn ouders zijn niet meer teruggekeerd naar de Betuwe, maar Gerrit Jan die waarschijnlijk tussen de rivieren een baan hoopte te vinden, ging naar Nijmegen om een opleiding als onderwijzer te volgen. (Biografisch Woordenboek van Tiel, deel 5, pag 128).
Als dat Gerrit Jans opzet is geweest dan is die gelukt. Hij werd in 1905 als 19-jarige benoemd als onderwijzer aan de openbare lagere school C in Tiel. Hij ging in de kost bij collega-onderwijzer J.H. van Uden en moet daar zijn eerste liefde voor het schrijverschap hebben opgedaan. Want Van Uden was correspondent voor verschillende dagbladen en schreef in de Tielse kranten uitvoerige verhalen over de geschiedenis van de stad. Maar Tiel en de Betuwe waren voor Peters, zoals hij zelf schreef, toch wat te sloom, zodat hij in 1907 al naar Amsterdam vertrok om onderwijs te geven aan een blindeninstituut en daarna schoolhoofd te worden in Kockengen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog keerde hij terug naar de Betuwe – Peters werd op 28 november 1915 benoemd als schoolhoofd in Kerk-Avezaath. Daar betrok hij het schoolhuis van waaruit hij een groot aantal activiteiten ontwikkelde die hem bekend hebben gemaakt. GJP zoals men hem weldra kende, was sterk maatschappelijk betrokken en speelde dan ook een rol in de SDAP. Hij was secretaris-penningmeester van de Tielse afdeling van de Volksbond voor de Vrede, had een groot aantal functies en vertoefde graag in Tiel.
Al vroeg ging GJP stukjes “Uut de Bétoewe” schrijven in de landelijke kranten, waarin hij in dialect verhalen uit het boerenleven vertelde. Op 9 oktober 1933 verscheen de 250e aflevering in het Handelsblad (We hopen daarop terug te komen). Hoezeer hij zich ook bij Tiel betrokken bleef voelen en daar vaak genodigd werd als spreker – hij ging in 1939, ondertussen arbeidsongeschikt geworden door doofheid, in IJzendoorn wonen. Pas in januari 1946 verhuisde hij naar Tiel, naar de Wethouderskade, waar hij met hulp van de journalist N.M.F. Lathouwers zijn boek over het Tiel uit het prille begin van de 20e eeuw schreef.
In de oorlog schreef hij voor de illegaal verspreide jaargang 1942 van de Geldersche Volksalmanak het hierbij gevoegde verhaal, dat hij in Dreumel situeerde. Het is niet zijn sterkste verhaal, maar het is wel typerend voor zijn schrijfstijl en de zekere mate van neerbuigenheid waarmee GJP zijn karakters vaak beschreef.
Reacties zijn gesloten.