Stanley Rowe (1948), een Engelsman, was een lector die aan een universiteit in Belfast ging werken. Hij was naar Noord-Ierland gegaan om iets te doen tegen de burgeroorlog. Hij was een erg sociale man, én onvermoeibaar. Hij kwam met een groep jongeren mee die in Tiel een dag of veertien bij gastgezinnen gingen wonen. Wat me van Stanley bijstaat is zijn optreden als clown. Dat gaf goed aan hoe hij in elkaar stak. Tranen achter de gulle lach.
Nu dertig jaar later vraag ik me af hoe het een aantal mensen daar in Noord-Ierland is vergaan. Stanley Rowe is overleden. Gerry Adams, de katholieke voorman (1948), heeft zich teruggetrokken uit de politiek. Hij werd altijd beschulidgd van deelname aan de IRA, de terroristische afdeling van de katholieken. Maar evenzovele keren ontkende hij. Hij was meerdere keren doelwit van een aanslag op zijn leven. En dan die Ian Paisley (1926) van de protestanten, de orthodoxe dominee met die vierkante kop met daarin twee vuurspuwende ogen. Ook nogal eens doelwit van een aanslag. Hij is dood, in 2014 gestorven – in bed, zo ver ik weet
Van Noord-Ierland wordt nu meer over de waarden van het land dan over de strijd tussen de bevolkingsgroepen geschreven. Hoe klein het ook is (een derde van Nederland) natuur, landschap en monumenten zijn fabelachtig mooi. Jan Rabbinge, destijds voorzitter van Hulp Noord-Ierland in Tiel, is er drie keer geweest. Ik één keer, en alleen in Belfast. Samen met Jan kon ik verblijven in het grote oude huis van Stanley Rowe, op één van de heuvels rond Belfast. Nooit zal ik vergeten wat er gebeurde toen we in een klooster een afspraak hadden met de vooruitstrevende non Marina Doran. Ik zou voor mijn krant een verhaal over haar schrijven. Rowe had het geregeld maar was er niet bij. Een medewerker van hem bracht Jan en mij naar het retraitehuis op ´Cave Hill waar Marina woonde.
De auto bleef onderaan op de weg staan. We hadden nog geen kwartier met Marina gepraat of op het grindpad buiten klonken snelle voetstappen, iemand gooide de deur open en in de hal hoorden we een hoge, galmende stem – de stem van Stanley. Toen stormde hij de kamer binnen, omhelsde Marina Doran, riep ons op te staan en als hazen met hem mee te gaan. We renden in zijn slipstream Cave Hill af. Vragen waarom dit gebeurde bewaarden we maar voor later. Stanley en Jan namen netjes de zigzaggende paden naar beneden. Maar ik dacht als er dan toch zo´n haast gemaakt moet worden, dan kan ik beter in een rechte lijn naar beneden zeilen, over het gras. Maar – het had dagenlang geregend en de ondergrond was drassig. Ik gleed onderuit en toen overkwam me wat me nog nooit overkomen was: de modder ging onderaan bij mijn broekspijpen naar binnen en kwam er bij mijn boordje weer uit.
De aanstichter van al dat onheil, Stanley, sloeg zich op de knieën van pret, net zoals Jan. Maar niet lang en opnieuw maande hij ons tot spoed. Onderaan de heuvel stond zijn auto, met draaiende motor en met zijn vrouw achter het stuur. Eenmaal in de auto legde hij uit wat er scheelde. ´Hier in Belfast laat je je auto nooit lang staan voor een specifiek katholiek of een specifiek protestants huis of gebouw. Dat is levensgevaarlijk. Je stigmatiseert jezelf, als een katholiek of een protestant.´
In de geheel antracietgrijze kleding van Stanley liep ik de resterende dagen rond. Als ik Jan in Tiel tegen kom wil hij nog weleens het modderverhaal vertellen. Hij moet er steeds opnieuw hartelijk om lachen. Kan me dat wel voorstellen, dus lach maar een beetje mee.
Reacties zijn gesloten.