Kellen-West

Door Huub van Heiningen op donderdag 2 juli 2015, geplaatst in Politiek.

In de raadzaal worden er nog regelmatig toespelingen op gemaakt en recent kwam de affaire Kellen-West opeens weer in de publiciteit door een necrologie van ex-wethouder Piet Stolk. Dat riep vragen op. Veel Tielenaren weten nog wel dat de affaire bijna 25 jaar geleden een enorme politieke deining veroorzaakte – dat de Tielse belastingbetaler door het falen van de gemeenteraad fors heeft moeten bijspringen en dat twee prominente politici – het PvdA-raadslid Jan Groenhuijzen en de VVD-fractievoorzitter Joop Rooders – opstapten omdat ze op de wijze waarop die naar boven kwam, niet langer politiek wilden bedrijven.

Het leek op een Sint Nicolaaspresent voor de Tielse gemeenschap, toen wethouder Stolk op 4 december 1990 in het college van B&W de plannen presenteerde van het hightech bedrijf Hitachi dat in Tiel een nieuw bedrijf wilde stichten met circa 150 arbeidsplaatsen, waarvan 60 hooggeschoolden. De keuze voor vestiging was gevallen op het stroomgebied van de Dode Linge, dat in het nog zeer jeugdige streekplan was aangewezen als beschermd landschap. Er zou dus een artikel 19 procedure moeten worden gevoerd om goedkeuring van de provincie te krijgen. Er moest ruim 2 ha grond met het boerderijtje van de familie Vink worden aangekocht en er was haast geboden want het bedrijf wilde al in het voorjaar van 1991 openen. Nog dezelfde avond werd in een besloten vergadering van de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening “beperkte informatie” gegeven.

De raad nam op 16 januari 1991 een z.g. voorbereidingsbesluit op basis van deze gegevens. Maar al tijdens de daarop volgende hoorzitting kwamen insprekers naar voren, die hadden gehoord dat het in werkelijkheid ging om een enorm bedrijfsverzamelgebouw, waarvan Hitachi mogelijk een stuk zou huren voor een assemblagebedrijf dat aan hooguit 30 mensen werk zou bieden. Daarenboven werd weldra duidelijk, dat de grond van Vink door de makelaar van de gemeente was aangekocht voor een veel hoger bedrag dan de 1,1 miljoen gulden die binnen het college als maximum was afgesproken.

De oppositie rook bloed en vroeg om een extra raadsvergadering, die op 14 maart 1991 werd belegd. Het werd een tumultieuse vergadering, waarin een motie van wantrouwen tegen wethouder Grooten werd ingediend. Die werd met 7 stemmen vóór en 16 tégen verworpen – alle leden van de “regeringspartijen” PvdA en CDA stemden tégen. Enkele dagen later, in de gewone raadsvergadering op 20 maart stapte een zeer emotioneel PvdA-raadslid Jan Groenhuijzen op. Hij sprak de hoop uit, dat zijn heengaan een “siddering” teweeg zou brengen, die tot gevolg zou hebben dat in Tiel weer een normaal democratisch gemeentebeleid zou gevoerd worden. Met de voorzitter had hij afgesproken dat er geen toespraken of bloemen zouden zijn.

Nu werd ook duidelijk, dat de provincie, die aanvankelijk welwillend tegenover de plannen stond, door de gang van zaken zeer wantrouwend was geworden. Die haalde in mei 1991 dan ook definitief een streep door Kellen-West, waardoor de Tielse politiek met een enorme kater en peperdure gronden bleef zitten.

In een drukbezochte ledenvergadering van de PvdA was ondertussen besloten dat er een commissie moest komen om in deze onverkwikkelijke zaken de onderste steen boven te halen. De raad had toen echter nog niet het recht van enquête en in de fraktie kwam naar voren dat de naam en het aanzien van de politiek niet verder beschadigd mochten worden. Zodat gekozen werd voor een tuchtrechtelijke procedure, waarin politici het eigen handelen keurden. Elke partij zou een vertegenwoordiger aanwijzen in de commissie, die onder leiding zou staan van een deskundige buitenstaander. Daarvoor benaderde de PvdA drs Anne Vermeer, maar die kwam eerst in Tiel de boel verkennen en bedankte toen voor de eer.

De keuze viel toen op de heer H.C. de Beurs uit Zelhem. Die toog voortvarend aan de slag maar kreeg uiteraard te maken met het gegeven dat zijn commissie niemand kon verplichten gehoord te worden of onder ede iets te verklaren. De meest betrokkenen bleven dus weg en van degenen, die wel gehoord wilden worden, konden de meesten zich niets meer herinneren. Er kwam dus een dik rapport uit vol versluierde taal en nuttige aanbeveling maar met de beoogde eindconclusie, dat niet achterhaald had kunnen worden dat iemand iets had gedaan wat niet door de beugel kon.

Het dwaze rapport werd behandeld in een extra raadsvergadering op 14 november 1991, waar drommen Tielenaren op af kwamen en die acht uur duurde. De oppositie trok fel van leer en zowel de burgemeester als de gemeentesecretaris vonden dat het rapport van nul en gener waarde was. Een normaal gerechtelijk onderzoek zou meer voor de hand liggen. Maar daartegenover hielden ook ook de regeringspartijen de poot stijf – CDA woordvoerster mevr Matser vatte het bondig samen. “het komt er niet uit en al gaat iedereen in deze raadszaal nou op zijn kop staan dan nog komt het er niet uit”. Ook al toog ver na middernacht iedereen met een nare smaak in de mond naar huis – alles bleef zoals het was en de wethouders die fors onder vuur hadden gelegen bleven op hun post. Alleen de fractievoorzitter van de VVD, Joop Rooders, kon deze Tielse politiek niet langer verdragen en stapte op.

De affaire levert voldoende grondstof voor een goed boek. Er zijn enorme stapels documenten en krantenknipsels bewaard gebleven. De notulen van de PvdA-fractie en de vertrouwelijke stukken daarvan verschaffen inzicht en Jan Groenhuijzen heeft een soort dagboek bij gehouden, waarin hij zelfs de inhoud van de door hem in deze affaire gevoerde telefoongesprekken vastlegde.

Voor wie er ambitie en tijd voor heeft alvast een mogelijk stramien.

In mei 1990 waren er verkiezingen geweest, waarbij 53,7% van de kiezers 23 raadsleden had gekozen: 9 van de PvdA, 7 van het CDA, 4 van de VVD, 2 van D’66 en 1 van GroenLinks. PvdA en CDA hadden dus een comfortabele meerderheid en wezen samen 4 wethouders aan.

Een van de belangrijkste hoofdrolspelers was burgemeester Ed van Tellingen, die moeilijk overweg kon met de door zijn voorganger Jaap Pop ingevoerde gedragsregel dat ieder lid van het college van B&W een eigen winkeltje (portefeuilles) had, waar de ander zich zo weinig mogelijk mee bemoeide.
Hij lag dan ook al snel vrij slecht bij zijn partijgenoten van de PvdA, die hem tegen de adviezen van de commissaris van de koningin in, hadden binnengehaald en daarna in hem al vrij snel een bemoeizuchtige schoolmeester zagen. Van Tellingen werd er in het hoogtepunt van de Kellen-West-strijd in de PvdA-fractie van verdacht informatie door te spelen naar de oppositie en een motie van wantrouwen tegen de PvdA-wethouder Bert Grooten te hebben geïnitieerd.

Daarbij werd dan gekeken in de richting van GroenLinks, de partij waarvoor Van Tellingen wethouder was geweest voor hij naar Tiel kwam. Meer speciaal in de richting van Cees Anker, die op 19 december 1990 – juist toen de strijd losbarstte – in de raad werd beëdigd en er geen geheim van maakte dat hij daar de boel fors wilde verbouwen.

Ook PvdA-wethouder Bert Grooten was een straatvechter. Hij was sinds 1961 lid van de raad en volgde in 1986 Andernach op als wethouder – een harde werker die zijn dossiers kende maar ook een man die als geen ander het vermogen verstond mensen tegen zich in het harnas te jagen. Ook in eigen kring, waarin hij soms poneerde dat raadsleden die te dom of te lui waren zich behoorlijk in de zaken te verdiepen, er om vroegen belazerd te worden. Eventueel ook door hem. Hij had er weinig moeite mee te erkennen, dat hij als wethouder van ruimtelijke ordening informatie had achtergehouden zowel voor eigen fractie als voor de raad en vooral de provincie. Ook veel later als ambteloos burger praatte Bert graag over de affaire en vond hij dat de motie van wantrouwen, op 14 maart 1991 tegen hem ingediend op het bordje van de CDA-wethouder Piet Stolk had moeten terechtkomen. Want die zou er voor verantwoordelijk zijn dat er voor de grond van Vink veel meer was betaald dan in het college was afgesproken. Ook in een intern stuk van 16 mrt 1991 dreigt Bert, dat hij het er niet bij laat zitten dat hem ten onrechte dingen in de schoenen worden geschoven. Tekenend in dit verband is dat de makelaar, die voor de gemeente handelde, voor de Kellen-West-commissie verklaarde dat hij gehandeld had naar telefonisch overleg met een wethouder, maar zich niet meer herinnerde welke wethouder het was geweest.

De belangrijkste hoofdrolspeler was waarschijnlijk Jan Groenhuijzen, een zeer rechtlijnige en oprechte socialist, die de kritiek die hij vaak had op het optreden van Grooten niet onder stoelen of banken stak. Hij geraakte in een enorm gewetensconflict omdat hij het inhoudelijk wel eens was met de motivatie van de motie van wantrouwen tegen Grooten, maar daar uit loyaliteit met de partij tegen stemde. Intern werd hij ervan verdacht tegen Grooten te ageren, omdat hij diens plaats als wethouder ambieerde, maar de echt betrouwbare Groenhuijzen heeft tot zijn laatste snik volgehouden dat dit geen moment bij hem opgekomen was.

Wie durft de klus aan er een goed boek van te maken ?

Dit artikel verscheen eerder op de Facebookpage van Huub van Heiningen

Reacties zijn gesloten.

Geverifieerd door MonsterInsights