Donderslag

Door Huub van Heiningen op maandag 29 juni 2015, geplaatst in Historie.

De Tielse lakenkoopman Cornelis van Niel die op de hoek van de Markt en de Weerstraat woonde, waar we nu De Blank vinden, was een tijdgenoot van Vondel. In 1660 schreef deze Tielenaar een boek, dat vele malen herdrukt is – recent nog in 2012. Maar er is nauwelijks iets over hem bekend – zelfs in de toch om zijn volledigheid vaak geraadpleegde DBNL (Digitale Bibliotheek van de Nederlandse Litteratuur) zal men vergeefs naar Cornelis van Niel zoeken. Onvoorstelbaar.

Mensen die zijn ‘De Donderslag der goddelozen’ in handen kregen, hebben menigmaal naar hem gezocht. Op 24 augustus 1972 wijdde ‘De Waarheidsvriend’ nog een lang verhaal aan Cornelis van Niel. Daarin wordt ten onrechte verteld dat hij een Tielse predikant was en slaat de auteur ook in andere opzichten de plank mis. De laatste ‘bewerker’ van het boek, ds. M. van Beek uit Opheusden, heeft met behulp van een bevriende genealoog de ware identiteit van de auteur van De Donderslag achterhaald. Van Niel was, vertelt hij, lakenkoopman in Tiel ‘dat nog steeds een goddeloze stad is’.

Cornelis van Niel was de zoon van de welgestelde brouwer Krijn (Quirinus) van Niel en de burgemeestersdochter Margriet Versteegh. Cornelis zal ongeveer 22 zijn geweest toen hij in 1638 trouwde met Anneke Reuvers. Die eerste echtgenote van hem is al kort daarna overleden, zodat Cornelis in 1640 hertrouwde met Maria Versteegh (een zeer ver familielid van zijn moeder). Ook Maria stierf jong en Cornelis – die ondertussen een reis naar Batavia had gemaakt en een politieke carrière was begonnen – hertrouwde in 1655 met Dirckje van Cattenburg. Ook dat huwelijk was kortstondig – mogelijk overleed Dirckje aan de pest, een verschrikkelijke ziekte, die Cornelis vaak noemt in zijn boeken. In 1658 trouwde hij voor de vierde maal. Deze echtgenote, Dirckje van de Kerckhoff, schonk hem vijf kinderen: Margriet, Crijn, Cornelis, Cornelia en Johannes. De jongste is geboren in het jaar 1670 waarin de vader overleed. De middelste zoon Cornelis is predikant geworden en stond vanaf 1690 tot 1707 op de kansel in Gameren.

Cornelis van Niel heeft behalve zijn ‘Donderslag’ en ‘Hemelse Vreugde’, die meestal samen werden uitgegeven, ook nog een minder bekend traktaat ‘Welriekende Balsem’ geschreven. Voor de gecombineerde uitgave van de eerste twee in 2012 heeft ds. Van Beek de taal enigszins gekuist en veranderd in moderner Nederlands. Ook zijn door hem een aantal verwijzingen naar Bijbelteksten aangepast. Over dat laatste en de theologische inhoud van de boeken van Cornelis van Niel heb ik – en past mij – geen oordeel. Dat de taal veranderd is, vind ik jammer. Wie het boek wil lezen in de historische context moet naar de KB of boekenstalletjes afstruinen. Uitgaven van 1880 en 1912, die nog de oorspronkelijke taal hebben, worden wel eens antiquarisch aangeboden.

De auteur nam fanatiek deel aan de richtingenstrijd die het protestantisme in zijn tijd teisterde en beschreven wordt als de geschillen tussen ‘de Rekkelijken en de Preciezen’ oftewel ‘de Slijkgeuzen en de Bavianen’. Omdat hij de gebeden van ds Glimmerus ‘coeyendreck’ had genoemd werd Cornelis van Niel zelfs voor het Hof gedaagd. Van de druk uit 1660 van zijn ‘Donderslag’ is – voor zover bekend – geen enkel exemplaar bewaard gebleven. De exemplaren in de KB en enkele ander grote bibliotheken zijn van de tweede druk, die Cornelis van Niel kort voor zijn dood uitgaf. Die heet onveranderd te zijn, maar er is niettemin een verschil tussen beiden dat boekdelen spreekt. De eerste druk werd in 1660 opgedragen aan de Tielse magistraat, die de schrijver beloonde met veertig harde guldens (zie bijgaande collage). De tweede druk daarentegen is opgedragen aan de Staten-Generaal. Een boek moest in die dagen nu eenmaal opgedragen worden en dat Cornelis nu het stadsbestuur passeerde – en misschien zelfs de daaraan opgedragen eerste druk liet vernietigen – bewijst dat hij daarmee overhoop lag.

Dat klopt want Cornelis werd in 1652 namens het kleermakersgilde gekozen in het eerste college van gemeenslieden – enigermate vergelijkbaar met de huidige gemeenteraad – , dat tot taak had het beleid van het stadsbestuur te controleren. De twee partijen raakten langzaam maar zeker verwikkeld in een hevige machtsstrijd. In 1660 was men nog enigermate on speaking terms, maar kort daarna was de breuk onherstelbaar geworden. En Cornelis, die in zijn Donderslag een en andermaal verkondigt dat de zichzelf verrijkende bestuurders (‘waarvan het land zo volle is’) in het diepst van de hel zullen terechtkomen, gaf met zijn herdruk de politieke boodschap af dat hij hiertoe nu ook de Tiel regenten rekende.

Reacties zijn gesloten.

Geverifieerd door MonsterInsights